Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 5.1.13 (opnemen telecommunicatie van gebruiker die zich op Nederlands grondgebied bevindt)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
07-06-2017, Stb. 2017, 246 (uitgifte: 16-06-2017, kamerstukken: 34493)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2017, Stb. 2017, 492 (uitgifte: 20-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Een kennisgeving, op basis van een verdrag, van de bevoegde autoriteiten van een andere staat over het voornemen tot aftappen of het opnemen van telecommunicatie van een gebruiker die zich op Nederlands grondgebied bevindt, wordt onverwijld doorgezonden aan de door het College van procureurs-generaal daartoe aangewezen officier van justitie.
2.
De officier van justitie stelt de kennisgeving onverwijld in handen van de rechter-commissaris bij een schriftelijke vordering waarin, binnen de in het toepasselijke verdrag gestelde termijn, machtiging tot het verlenen van instemming met het voornemen tot opnemen of het opnemen door de bevoegde buitenlandse autoriteiten wordt verlangd.
3.
De rechter-commissaris neemt een beslissing op de vordering met inachtneming van het bepaalde in het toepasselijke verdrag en het bepaalde bij of krachtens artikel 126m of 126t.
4.
Indien de machtiging wordt verleend, deelt de officier van justitie de autoriteiten van wie de kennisgeving afkomstig is, binnen de in het toepasselijke verdrag gestelde termijn, mede dat met het voornemen tot opnemen of het opnemen van telecommunicatie van een gebruiker die zich op Nederlands grondgebied bevindt, wordt ingestemd. Hij verbindt daaraan de voorwaarden die de rechter-commissaris heeft gesteld, alsmede de voorwaarden, dat de gegevens verkregen door het opnemen van de telecommunicatie van de gebruiker tijdens diens verblijf op Nederlands grondgebied:
- a.
voor zover deze mededelingen bevatten, gedaan door of aan een persoon die zich op grond van de artikelen 218 en 218a kan verschonen indien hij als getuige naar de inhoud van die mededelingen zou worden gevraagd, niet mogen worden gebruikt en dienen te worden vernietigd, en
- b.
alleen mogen worden gebruikt voor het strafrechtelijk onderzoek in het kader waarvan de kennisgeving is gedaan en dat voor het gebruik voor enig ander doel voorafgaand toestemming dient te worden gevraagd en te zijn verkregen.
5.
Indien de machtiging wordt verleend, is artikel 126bb van overeenkomstige toepassing.
6.
Indien de machtiging niet wordt verleend, deelt de officier van justitie de autoriteiten van wie de kennisgeving afkomstig is, binnen de in het toepasselijke verdrag gestelde termijn, mede dat niet wordt ingestemd met het voornemen tot aftappen of het aftappen en eist hij, voor zover nodig, dat het aftappen onmiddellijk wordt stopgezet.
7.
In een mededeling als bedoeld in het zesde lid die betrekking heeft op opnemen dat reeds een aanvang heeft genomen, wordt tevens opgenomen dat de gegevens, verkregen door het opnemen van telecommunicatie van de gebruiker tijdens diens verblijf op Nederlands grondgebied, niet mogen worden gebruikt en dienen te worden vernietigd, tenzij, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, naar aanleiding van een daartoe strekkend nieuw verzoek in bijzondere gevallen en onder nadere voorwaarden enig gebruik wordt toegestaan door Onze Minister van Veiligheid en Justitie.