Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:100 [Weigeringsgronden verklaring van geen bezwaar]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
07-12-2022, Stb. 2023, 57 (uitgifte: 21-02-2023, kamerstukken: 36131)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2023, Stb. 2024, 11 (uitgifte: 30-01-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank of, ten aanzien van banken, niet zijnde houders van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, de Europese Centrale Bank verleent een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, tenzij:
- a.
de betrouwbaarheid van de aanvrager van de verklaring van geen bezwaar of van de personen die op grond van de voorgenomen gekwalificeerde deelneming het beleid van de financiële onderneming zullen bepalen of mede bepalen of zullen kunnen bepalen of mede bepalen niet buiten twijfel staat;
- b.
de aanvrager, gelet op zijn reputatie, niet geschikt is of de personen die op grond van de voorgenomen gekwalificeerde deelneming het dagelijks beleid van de financiële onderneming zullen bepalen terzake niet geschikt zijn;
- c.
de financiële soliditeit van de aanvrager, rekening houdend met de bedrijfsactiviteiten van de financiële onderneming, niet is gewaarborgd;
- d.
de financiële onderneming als gevolg van de gekwalificeerde deelneming niet zal kunnen blijven voldoen aan de prudentiële regels die ingevolge deze wet zijn gesteld;
- e.
er goede redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving of vergroting geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd of dat gepoogd wordt of werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van de Wet voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme of dat de voorgenomen verwerving of vergroting het risico daarop zou kunnen vergroten; of
- f.
onvolledige of onjuiste informatie is verstrekt door de aanvrager.
2.
De Nederlandsche Bank stelt een ontwerpbesluit op als bedoeld in artikel 3:95, derde lid, dat in ieder geval strekt tot afwijzing van de aanvraag indien zich een geval voordoet als bedoeld in het eerste lid.
3.
4.
Indien op grond van artikel 3:102, tweede lid, een verklaring van geen bezwaar wordt aangevraagd voor alle groepsmaatschappijen, gelden de vereisten van het eerste lid, onderdelen b en c, behalve voor de aanvrager tevens voor alle groepsmaatschappijen die een gekwalificeerde deelneming in de financiële onderneming houden, verwerven of zodanig vergroten dat een bovengrens als bedoeld in artikel 3:102, eerste lid, wordt bereikt of overschreden, dan wel enige zeggenschap verbonden aan de gekwalificeerde deelneming uitoefenen in de financiële onderneming.