Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 151d [Waarneembare persoonskenmerken onbekende verdachte]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2012
- Bronpublicatie:
24-11-2011, Stb. 2011, 555 (uitgifte: 02-12-2011, kamerstukken: 32168)
- Inwerkingtreding
01-04-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-03-2012, Stb. 2012, 131 (uitgifte: 29-03-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek bevelen dat een DNA-onderzoek plaatsvindt dat gericht is op het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van de onbekende verdachte of het onbekende slachtoffer. Artikel 151a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Het DNA-onderzoek kan slechts gericht zijn op het vaststellen van het geslacht, het ras of andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen uiterlijk waarneembare persoonskenmerken.
3.
De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
4.
Het DNA-onderzoek kan slechts worden bevolen in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van uitvoering van het DNA-onderzoek.