Einde inhoudsopgave
Richtlijn 96/67/EG betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap
Artikel 9 Afwijkingen
Geldend
Geldend vanaf 14-11-1996
- Bronpublicatie:
15-10-1996, PbEG 1996, L 272 (uitgifte: 25-10-1996, regelingnummer: 96/67/EG)
- Inwerkingtreding
14-11-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-1996, PbEG 1996, L 272 (uitgifte: 25-10-1996, regelingnummer: 96/67/EG)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Wanneer het op een luchthaven door specifieke belemmeringen wat de beschikbare ruimte of capaciteit betreft, met name wegens overconcentratie en de bezettingsgraad van de oppervlakte, onmogelijk is de markt en/of de uitoefening van zelfafhandeling open te stellen tot het door deze richtlijn voorgeschreven niveau, kan de betrokken Lid-Staat besluiten:
- a)
het aantal dienstverleners voor een of meer andere categorieën grondafhandelingsdiensten dan die welke in artikel 6, lid 2, worden bedoeld, op een luchthaven in zijn totaliteit of een deel ervan te beperken; in dat geval gelden de bepalingen van artikel 6, leden 2 en 3;
- b)
een of meer van de in artikel 6, lid 2, bedoelde categorieën grondafhandelingsdiensten voor één dienstverlener te reserveren;
- c)
voor andere categorieën dan bedoeld in artikel 7, lid 2, zelfafhandeling voor een beperkt aantal gebruikers te reserveren, mits deze op basis van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria worden gekozen;
- d)
zelfhandeling voor de in artikel 7, lid 2, bedoelde categorieën grondafhandelingsdiensten te verbieden of tot één gebruiker te beperken.
2.
Ieder uit hoofde van lid 1 genomen afwijkingsbesluit:
- a)
vermeldt de categorie(ën) diensten waarvoor een afwijking wordt toegestaan en de specifieke belemmeringen wat de beschikbare ruimte of capaciteit betreft die de afwijking rechtvaardigen;
- b)
gaat vergezeld van een plan van passende maatregelen dat erop gericht is deze belemmeringen weg te nemen.
Voorts mag de afwijking
- i)
niet onnodig afbreuk doen aan de doelstellingen van deze richtlijn;
- ii)
niet leiden tot concurrentieverstoringen tussen dienstverleners en/of gebruikers die zelfafhandeling verrichten;
- iii)
geen grotere omvang hebben dan noodzakelijk.
3.
De Lid-Staten stellen de Commissie ten minste drie maanden voordat een afwijking die zij op grond van lid 1 toekennen, van kracht wordt, van die afwijking en van de redenen die die afwijking rechtvaardigen, in kennis.
De Commissie publiceert in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een samenvatting van de besluiten die haar ter kennis zijn gebracht en nodigt de belanghebbende partijen uit zich kenbaar te maken.
4.
De Commissie onderwerpt het door de Lid-Staat voorgelegde afwijkingsbesluit aan een grondig onderzoek. Daartoe maken een uitvoerige analyse van de situatie en de bestudering van de door de Lid-Staat gepresenteerde passende maatregelen het haar mogelijk na te gaan of de belemmeringen waarop de Lid-Staat zich beroept, bestaan en of het onmogelijk is de markt en/of de uitoefening van zelfafhandeling open te stellen tot het door deze richtlijn voorgeschreven niveau.
5.
Na dit onderzoek en na raadpleging van de betrokken Lid-Staat kan de Commissie het besluit van de Lid-Staat goedkeuren, of zich daartegen verzetten indien zij van oordeel is dat de belemmeringen waarop de Lid-Staat zich beroept niet zijn vastgesteld of niet van die aard zijn dat zij een afwijking rechtvaardigen. Na overleg met de betrokken Lid-Staat kan de Commissie ook van de Lid-Staat verlangen de omvang van de afwijking aan te passen of de afwijking te beperken tot uitsluitend die delen van een luchthaven of luchthavensysteem waar de belemmeringen waarop de Lid-Staat zich beroept, zijn vastgesteld.
Het besluit van de Commissie valt binnen drie maanden na de kennisgeving door de Lid-Staat en wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
6.
De door de Lid-Staten op grond van lid 1 toegekende afwijkingen mogen niet langer dan drie jaar gelden, behalve de afwijkingen die krachtens lid 1, onder b), zijn verleend. Uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van dat tijdvak moet de Lid-staat over elk verzoek om afwijking een nieuw besluit nemen waarvoor eveneens de in dit artikel vermelde procedure geldt.
De op grond van lid 1, onder b), toegekende afwijkingen mogen niet langer dan twee jaar gelden. Op basis van het bepaalde in lid 1 kan een Lid-Staat evenwel verzoeken om deze periode met nog eenmaal twee jaar te verlengen. Bijgestaan door het comité van artikel 10 neemt de Commissie een besluit over dit verzoek.