Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren
Artikel 101 Voorschriften voor de verplaatsing van wilde landdieren naar andere lidstaten
Geldend
Geldend vanaf 27-09-2021
- Bronpublicatie:
14-07-2021, PbEU 2021, L 339 (uitgifte: 24-09-2021, regelingnummer: 2021/1706)
- Inwerkingtreding
27-09-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-07-2021, PbEU 2021, L 339 (uitgifte: 24-09-2021, regelingnummer: 2021/1706)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
Exploitanten verplaatsen wilde landdieren alleen uit hun habitat van oorsprong door ze rechtstreeks op een vervoermiddel te laden met het oog op overbrenging naar een habitat of een inrichting in een andere lidstaat zonder dat de dieren een inrichting in de lidstaat van oorsprong betreden.
2.
De exploitanten en vervoerders zien erop toe dat de vervoermiddelen die worden gebruikt voor het vervoer van wilde landdieren met uitzondering van honingbijen en hommels:
- a)
zo gebouwd zijn dat:
- i)
de dieren niet kunnen ontsnappen of uit het vervoermiddel kunnen vallen;
- ii)
een visuele inspectie van de dieren op het vervoermiddel mogelijk is;
- iii)
het verlies van dierlijke uitwerpselen, gebruikt strooisel of voeder wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt;
- iv)
het ontsnappen van veren van vogels wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt;
- v)
de dieren zo nodig kunnen worden vastgezet of verdoofd kunnen worden vervoerd;
- b)
onmiddellijk na elk vervoer van dieren of voorwerpen die een risico voor de diergezondheid inhouden, worden gereinigd en ontsmet en, indien nodig, opnieuw worden ontsmet en in elk geval actief of passief worden gedroogd vóór opnieuw dieren worden geladen.
3.
De exploitanten en vervoerders zien erop toe dat de laadkisten waarin wilde landdieren met uitzondering van honingbijen en hommels worden vervoerd:
- a)
voldoen aan de voorwaarden van punt 2, onder a);
- b)
alleen wilde dieren bevatten van dezelfde soort en uit dezelfde habitat;
- c)
voorzien zijn van een vermelding van de soort en het aantal dieren;
- d)
hetzij ongebruikte en speciaal ontworpen laadkisten zijn die bestemd zijn om na het eerste gebruik te worden vernietigd, hetzij na gebruik gereinigd en ontsmet worden en vóór het volgende gebruik actief of passief worden gedroogd.
4.
Exploitanten verplaatsen wilde landdieren alleen van hun habitat van oorsprong naar een habitat of een inrichting in een andere lidstaat wanneer aan de volgende aanvullende voorschriften is voldaan:
- a)
de meeste de dieren die deel uitmaken van de zending hebben gedurende ten minste 30 dagen voor het vertrek of, indien zij jonger zijn dan 30 dagen, sedert hun geboorte, in de habitat van oorsprong verbleven en zijn gedurende die periode niet in contact geweest met gehouden dieren met een lagere gezondheidsstatus of waarvoor om diergezondheidsredenen verplaatsingsbeperkingen gelden, of met gehouden dieren die afkomstig zijn van een inrichting die niet aan de onder b) vastgestelde voorschriften voldeed;
- b)
dieren die in de laatste 30 dagen voor het vertrek van de in lid 1 bedoelde dieren uit een derde land of gebied de Unie zijn binnengekomen en zijn binnengebracht in een inrichting die zich bevindt in de habitat waar die dieren verbleven, worden gescheiden gehouden om direct en indirect contact met alle andere dieren in die inrichting te voorkomen;
- c)
dieren van soorten die voor de relevante ziekten in een lijst zijn opgenomen, zijn afkomstig van een habitat waar geen van de volgende ziekten of infecties gedurende de aangegeven periode zijn gemeld:
- i)
infectie met het rabiësvirus in de laatste 30 dagen voor het vertrek;
- ii)
infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij wilde landdieren van voor die ziekte in de lijst opgenomen soorten in de laatste 42 dagen voor het vertrek;
- iii)
infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) bij wilde landdieren van voor die ziekte in de lijst opgenomen soorten in de laatste 42 dagen voor het vertrek;
- iv)
infectie met het virus van epizoötische hemorragische ziekte bij wilde landdieren van voor die ziekte in de lijst opgenomen soorten in een straal van 150 km in de laatste twee jaar voor het vertrek;
- v)
miltvuur bij hoefdieren in de laatste 15 dagen voor het vertrek;
- vi)
surra (Trypanosoma evansi) in de laatste 30 dagen voor het vertrek;
- d)
wanneer die dieren behoren tot de families Antilocapridae, Bovidae, Camelidae, Cervidae, Giraffidae, Moschidae of Tragulidae, voldoet de habitat van oorsprong aan ten minste één van de voorwaarden ten aanzien van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1–24) zoals vastgesteld in bijlage V, deel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, punten 1 tot en met 3, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689;
- e)
voor zover bekend zijn die dieren in de laatste 30 dagen voor het vertrek niet in contact geweest met wilde landdieren die niet voldeden aan de onder c) vermelde voorschriften.
5.
In afwijking van lid 4, punt d), van dit artikel kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong toestemming verlenen om wilde landdieren die behoren tot de families Antilocapridae, Bovidae, Camelidae, Cervidae, Giraffidae, Moschidae of Tragulidae die afkomstig zijn uit een habitat die niet voldoet aan ten minste een van de voorwaarden ten aanzien van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) zoals vastgesteld in deel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, punten 1 tot en met 3, van bijlage V bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 te verplaatsen naar een andere lidstaat of zone daarvan;
- a)
met ziektevrije status of een goedgekeurd uitroeiingsprogramma voor infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1–24), indien de lidstaat van bestemming de Commissie en de andere lidstaten ervan in kennis heeft gesteld dat dergelijke verplaatsingen zijn toegestaan onder de in artikel 43, lid 2, van Gedelegeerde Verordening 2020/689 bedoelde voorwaarden;
of
- b)
zonder ziektevrije status of goedgekeurd uitroeiingsprogramma voor infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1–24), indien de lidstaat van bestemming de Commissie en de andere lidstaten ervan in kennis heeft gesteld dat dergelijke verplaatsingen zijn toegestaan. Als de lidstaat van bestemming voorwaarden verbindt aan de verlening van toestemming voor een dergelijke verplaatsing, moeten dit voorwaarden zijn zoals bedoeld in bijlage V, deel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, punten 5 tot en met 8, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689.