Einde inhoudsopgave
Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over waterstaatswerken of wegen in beheer bij het Rijk
Artikel 6 Grote wateren
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2002
- Bronpublicatie:
15-05-2002, Stcrt. 2002, 123 (uitgifte: 02-07-2002, regelingnummer: HKW/R2002/3641)
- Inwerkingtreding
04-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2002, Stcrt. 2002, 123 (uitgifte: 02-07-2002, regelingnummer: HKW/R2002/3641)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
1.
Plaatsing van windturbines wordt slechts toegestaan in het IJsselmeer, het Markermeer en de randmeren, het Haringvliet, Hollandsch Diep, de Biesbosch, de Oosterschelde, de Westerschelde, het Veerse meer, het Grevelingenmeer, het Zoommeer, het Krammer-Volkerak, de Waddenzee, de Eems, en de Dollard op locaties waar voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 5, eerste lid onder b, c, d, g, waar de kans op erosie van de oever niet wordt vergroot en voor zover windturbines geen feitelijke belemmering vormen voor het waterkwantiteitsbeheer.
2.
Voor vaarwegen die lopen door de in het eerste lid genoemde wateren, is artikel 4 van overeenkomstige toepassing.