Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/720 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
Artikel 6 Individuele intrekking
Geldend
Geldend van 01-06-2022 tot 31-05-2034
- Bronpublicatie:
10-05-2022, PbEU 2022, L 134 (uitgifte: 11-05-2022, regelingnummer: 2022/720)
- Inwerkingtreding
01-06-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2022, PbEU 2022, L 134 (uitgifte: 11-05-2022, regelingnummer: 2022/720)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Mededingingsafspraken
1.
Krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 kan de Commissie het voordeel van deze verordening intrekken indien zij in een bepaald geval concludeert dat een verticale overeenkomst waarop de in artikel 2 van deze verordening vastgestelde groepsvrijstelling van toepassing is, toch gevolgen heeft die met artikel 101, lid 3, van het Verdrag onverenigbaar zijn. Deze gevolgen kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de relevante markt voor de levering van onlinetussenhandelsdiensten sterk geconcentreerd is en de concurrentie tussen de aanbieders van dergelijke diensten is beperkt door het cumulatieve effect van parallelle netten van vergelijkbare overeenkomsten dat de afnemers van de onlinetussenhandelsdiensten belemmert om goederen of diensten tegen gunstigere voorwaarden via hun rechtstreekse verkoopkanalen aan eindgebruikers aan te bieden, te verkopen of door te verkopen.
2.
De mededingingsautoriteit van een lidstaat kan het voordeel van deze verordening intrekken indien aan de voorwaarden van artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 is voldaan.