Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het wegverkeer
Bijlage 3 Het onderscheidingsteken van motorvoertuigen en aanhangwagens in het internationale verkeer
Geldend
Geldend vanaf 28-03-2006
- Bronpublicatie:
28-09-2004, Trb. 2005, 256 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2004, Trb. 2005, 256 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
1
Het onderscheidingsteken bedoeld in artikel 37 van dit Verdrag bestaat uit een, twee of drie Latijnse hoofdletters.
2
Wanneer het onderscheidingsteken gescheiden van de kentekenplaat wordt getoond, moet het aan de volgende voorwaarden voldoen.
- a.
De letters dienen ten minste 8 cm hoog te zijn en een lijndikte te hebben van ten minste 1 cm. De letters dienen in zwart op een witte ovale achtergrond geschilderd te zijn, waarvan de langste as horizontaal is gericht. De witte achtergrond mag van retroreflecterend materiaal zijn.
- b.
Wanneer het onderscheidingsteken slechts uit één letter bestaat kan de langste as van het ovaal ook verticaal zijn gericht.
- c.
Het onderscheidingsteken mag niet op zodanige wijze worden aangebracht, dat het met het kenteken zou kunnen worden verward, of dat het de leesbaarheid van dit kenteken zou kunnen verminderen.
- d.
Op motorfietsen en hun aanhangwagens dienen de afmetingen van de assen van het ovaal ten minste 17,5 cm en 11,5 cm te zijn. Op andere motorvoertuigen en hun aanhangwagens dienen de afmetingen van de assen van het ovaal ten minste te zijn:
- i.
24 cm en 14,5 cm wanneer het onderscheidingsteken drie letters omvat;
- ii.
17,5 cm en 11,5 cm wanneer het onderscheidingsteken minder dan drie letters omvat.
3
Wanneer het onderscheidingsteken in de kentekenplaat of -platen is opgenomen, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
- a.
De letters dienen een hoogte te hebben van ten minste 2 cm, waarbij als referentie wordt genomen een kentekenplaat van 11 cm.
- b
- i.
Het onderscheidingsteken van de Staat waarin het voertuig is geregistreerd, eventueel aangevuld met de vlag of het embleem van de Staat of het embleem van de regionale organisatie voor economische integratie waartoe het land behoort, dient te worden aangebracht uiterst links of rechts van de kentekenplaat aan de achterzijde, maar bij voorkeur links of uiterst linksboven op platen waarop het kenteken twee regels inneemt.
- ii.
Wanneer, in aanvulling op het onderscheidingsteken een niet-numeriek symbool en/of een vlag en/of een regionaal of lokaal embleem op de kentekenplaat worden getoond, dient het onderscheidingsteken van de Staat waarin het voertuig is geregistreerd verplicht uiterst links op plaat te worden aangebracht.
- c.
De vlaggen of emblemen die in voorkomend geval het onderscheidingsteken van de Staat waarin het voertuig is geregistreerd aanvullen, dienen zodanig te worden geplaatst dat hierdoor de leesbaarheid van het onderscheidingsteken niet wordt verminderd en dienen bij voorkeur boven het onderscheidingsteken te worden aangebracht.
- d.
Het onderscheidingsteken van de Staat waarin het voertuig is geregistreerd dient zodanig te worden aangebracht dat dit gemakkelijk herkenbaar is en niet kan worden verward met het kenteken en de leesbaarheid van dit kenteken niet kan verminderen. Derhalve dient het onderscheidingsteken ten minste een andere kleur te hebben dan het kenteken, of een andere achtergrondkleur te hebben dan die welke is gereserveerd voor het kenteken, of duidelijk, bij voorkeur door een lijn, van het kenteken gescheiden te zijn.
- e.
Op de kentekenplaat van motorfietsen en hun aanhangers en/of op kentekenplaten die twee regels beslaan, mogen de grootte van de letters van de onderscheidingstekens alsmede, waar van toepassing, de grootte van de nationale vlag of van het embleem van de Staat waarin het voertuig is geregistreerd of het symbool van de regionale organisatie voor economische integratie waartoe het land behoort, dienovereenkomstig worden aangepast.
- f.
De bepalingen van deze paragraaf zijn volgens dezelfde beginselen van toepassing op de kentekenplaat aan de voorzijde van het voertuig wanneer een kentekenplaat aan de voorzijde verplicht is.
4
De relevante bepalingen van Bijlage 2, paragraaf 3, zijn ook van toepassing op het onderscheidingsteken.