Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/72/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 16-08-2022
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
11-08-2022, PbEU 2022, L 213 (uitgifte: 16-08-2022, regelingnummer: 2022/1400)
- Inwerkingtreding
16-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2022, PbEU 2022, L 213 (uitgifte: 16-08-2022, regelingnummer: 2022/1400)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
1.
Volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure wordt besloten of teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in een derde land zijn geproduceerd en dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitaire aspecten, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot inspectie, waarmerking en plombering, in al deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoen.
2.
In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kunnen de lidstaten tot en met 31 december 2029 en onverminderd Richtlijn 2000/29/EG op de invoer van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen uit derde landen voorwaarden toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die op tijdelijke of permanente basis zijn opgenomen in de in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde schema's. Indien in deze schema's niet in dergelijke voorwaarden is voorzien, dienen de voorwaarden voor de invoer ten minste gelijkwaardig te zijn aan de voorwaarden die gelden voor de productie in de betrokken lidstaat.
In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kan bovengenoemde termijn volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure voor de onderscheiden derde landen verlengd worden.
Voor teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die door een lidstaat worden ingevoerd overeenkomstig een besluit dat die lidstaat overeenkomstig de eerste alinea van dit lid heeft genomen, mogen ten aanzien van de in lid 1 van dit artikel vermelde punten in andere lidstaten geen beperkingen voor het in de handel brengen gelden.