Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 7.6a [Beëindigen of opschorten internettoegangsdienst]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
03-02-2016, Stb. 2016, 55 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken: 34271)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-2016, Stb. 2016, 218 (uitgifte: 14-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Een aanbieder van een internettoegangsdienst aan een eindgebruiker kan de levering van deze dienst slechts geheel of gedeeltelijk beëindigen of opschorten:
- a.
op verzoek van de abonnee;
- b.
bij een tekortkoming in de nakoming van de betalingsverplichting door de abonnee of faillissement van de abonnee;
- c.
bij bedrog in de zin van artikel 3:44 van het Burgerlijk Wetboek door de abonnee;
- d.
wanneer de looptijd van de overeenkomst van bepaalde duur tot levering van de internettoegangsdienst afloopt en de overeenkomst met instemming van de abonnee niet wordt verlengd of vernieuwd;
- e.
ter uitvoering van een wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel;
- f.
bij overmacht en onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek;
- g.
voor zover dit noodzakelijk is ter bescherming van de integriteit en de veiligheid van het netwerk en de dienst van de betrokken aanbieder, of het randapparaat van de eindgebruiker, of
- h.
voor zover dit ten gevolge van het gedrag van de abonnee noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid van een natuurlijk persoon die, al dan niet op grond van een arbeidsovereenkomst, arbeid verricht voor de aanbieder van de internettoegangsdienst.
2.
In aanvulling op het eerste lid kan een aanbieder van een internettoegangsdienst de levering van deze dienst met ten hoogste een maand opschorten ter voorkoming van een ongebruikelijk hoge rekening, op voorwaarde dat de internettoegangsaanbieder de abonnee vooraf op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen de levering van de internettoegangsdienst op te schorten en de abonnee daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt binnen een door de aanbieder gestelde redelijke termijn.
3.
De aanbieder gaat niet over tot een maatregel als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, dan nadat hij de abonnee schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van het voornemen om tot deze maatregel over te gaan, voorzien van een schriftelijke motivering omtrent het gestelde bedrog, en hij de abonnee een redelijke termijn heeft geboden om op het voornemen en het gestelde bedrog te reageren.
4.
Voorafgaand aan het nemen van een maatregel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, doet de aanbieder melding aan de betrokken abonnee, en geeft de abonnee daarbij de gelegenheid de in dit onderdeel bedoelde bedreiging van de integriteit en veiligheid van netwerk, dienst of randapparaat weg te nemen. Wanneer dit wegens de vereiste spoed niet voorafgaand aan het nemen van de maatregel mogelijk is, doet de aanbieder zo snel mogelijk melding van de maatregel.