Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid op het spoor
Artikel 8 Nationale voorschriften op het gebied van veiligheid
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/798)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
Nationale voorschriften die voor 15 juni 2016 op grond van Richtlijn 2004/49/EG worden aangemeld, zijn van toepassing indien zij:
- a)
tot een van de in bijlage II onderscheiden soorten behoren, en
- b)
stroken met het Unierecht, waaronder met name TSI's, GVD's en GVM's, en
- c)
niet leiden tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van spoorwegvervoersactiviteiten tussen lidstaten.
2.
Uiterlijk op 16 juni 2018 evalueren de lidstaten de in lid 1 bedoelde nationale voorschriften en trekken zij de volgende maatregelen in:
- a)
elk nationaal voorschrift in dat niet is aangemeld of dat aan geen van de criteria van lid 1 voldoet;
- b)
elk nationaal voorschrift in dat overbodig is gemaakt door het Unierecht, waaronder met name de TSI's, GVD's en GVM's;
Daartoe kunnen de lidstaten het in artikel 27, lid 4, van Verordening (EU) 2016/796 bedoelde voorschriftenbeheersinstrument gebruiken en het Bureau verzoeken bepaalde voorschriften aan de criteria van dit lid te toetsen.
3.
Alleen in de volgende gevallen mogen de lidstaten nieuwe nationale voorschriften vaststellen:
- a)
voorschriften betreffende bestaande veiligheidsmethoden die niet onder de GVM's vallen;
- b)
indien exploitatievoorschriften van het spoorwegnetwerk nog niet binnen het bestek van de TSI's vallen;
- c)
indien dringend preventieve maatregelen nodig zijn, in het bijzonder na een ongeval of incident;
- d)
indien reeds aangemelde voorschriften herziening behoeven;
- e)
indien voorschriften betreffende eisen waaraan personeelsleden met essentiële veiligheidstaken moeten voldoen, met inbegrip van eisen betreffende selectiecriteria, lichamelijke en psychologische geschiktheid en beroepsopleiding, niet reeds binnen het bestek vallen van een TSI of van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (1).
4.
De lidstaten leggen het ontwerp van een nieuw nationaal voorschrift via het geëigende IT-systeem overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796 ter overweging voor aan het Bureau en de Commissie, op tijd en binnen de in artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2016/796 bedoelde termijnen, vóór de verwachte invoering van het voorgestelde nieuwe voorschrift in het nationaal rechtssysteem, en motiveren zij de invoering van dat voorschrift. De lidstaten zorgen ervoor dat de ontwerptekst voldoende is uitgewerkt om het Bureau in staat te stellen zijn onderzoek overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) 2016/796 uit te voeren.
5.
In het geval van dringende preventieve maatregelen mogen lidstaten een nieuw voorschrift meteen vaststellen en toepassen. Dat voorschrift wordt aangemeld in overeenstemming met artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2016/796 en overeenkomstig artikel 26, leden 1, 2 en 5, van Verordening (EU) 2016/796 aan de beoordeling van het Bureau onderworpen.
6.
Wanneer het Bureau constateert dat een nationaal voorschrift, of het al dan niet is aangemeld, overbodig is geworden of strijdig is met de GVM's of andere na de invoering van het nationaal voorschrift vastgestelde Uniewetgeving wordt de procedure van artikel 26 van Verordening (EU) 2016/796 toegepast.
7.
De lidstaten delen aan het Bureau en de Commissie mee welke nationale voorschriften zij hebben aangenomen. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796 gebruiken zij de geëigende IT-systemen. De lidstaten zorgen ervoor dat de bestaande nationale voorschriften eenvoudig en voor het publiek toegankelijk zijn en gesteld zijn in een terminologie die voor alle belanghebbende partijen begrijpelijk is. De lidstaten kunnen worden verzocht aanvullende informatie over de nationale voorschriften te verstrekken.
8.
De lidstaten kunnen beslissen om voorschriften en beperkingen van strikt plaatselijke aard niet aan te melden. In dat geval vermelden de lidstaten de betrokken voorschriften en beperkingen in de in artikel 49 van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde infrastructuurregisters of geven zij in de netwerkverklaring, bedoeld in artikel 27 van Richtlijn 2012/34/EU, aan waar deze voorschriften en beperkingen worden gepubliceerd.
9.
Op grond van dit artikel aangemelde nationale voorschriften zijn niet onderworpen aan aanmeldingsprocedure van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (2).
10.
Ontwerpen van nationale voorschriften en bestaande nationale voorschriften worden door het Bureau onderzocht volgens de procedure van de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) 2016/796.
11.
Onverminderd lid 8 gelden nationale voorschriften die niet overeenkomstig dit artikel zijn aangemeld, niet voor de toepassing van deze richtlijn.
Voetnoten
Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51).
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).