Einde inhoudsopgave
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Artikel 36b
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 260 (uitgifte: 24-08-2018, kamerstukken: 34629)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 111 (uitgifte: 14-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Klacht- en tuchtrecht
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat door Onze Minister een tijdelijk register wordt ingesteld en beheerd waarin beroepsbeoefenaren van een in de maatregel, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, omschreven categorie voor de duur van het in die maatregel bedoelde experiment, op hun aanvraag worden ingeschreven.
2.
Met betrekking tot de registers, bedoeld in het eerste lid, zijn de[lees: zijn]artikel 3, eerste en vijfde lid, 4 eerste, tweede en derde lid, 6, onderdeel a, en 8 niet van toepassing.
3.
Indien voor het betreffende beroep op grond van het eerste lid een tijdelijk register is ingesteld, gaat dat tijdelijk register op het tijdstip dat de wet, bedoeld in artikel 36a, achtste lid, onder a, in werking treedt, over in het in die wet voor dat beroep op grond van artikel 3 ingestelde register. Het tweede lid is vanaf dat tijdstip niet langer van toepassing ten aanzien van dat register.
4.
In afwijking van artikel 8, eerste lid, geldt voor de beroepsbeoefenaar die is ingeschreven in een tijdelijk register, dat op grond van het derde lid is overgegaan in een register als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dat de inschrijving een half jaar na de inwerkingtreding van de wet, bedoeld in artikel 36a, achtste lid, onder a, wordt doorgehaald.
5.
In afwijking van het vierde lid, geldt voor degene die op de datum, bedoeld in het vierde lid, korter dan vijf jaar ingeschreven is, als datum, bedoeld in artikel 8, eerste lid, de datum van vijf jaar na die van de eerste inschrijving in het register, bedoeld in het eerste lid.
6.
Na het eindigen van het experiment, blijft de beroepsbeoefenaar die was ingeschreven in het tijdelijk register ter zake van enig in artikel 47, eerste lid, bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat hij ingeschreven stond, aan de tuchtrechtspraak onderworpen.
7.
Indien toepassing gegeven wordt aan het zesde lid, geeft het tuchtcollege een oordeel over de gegrondheid van de klacht, met dien verstande dat geen maatregelen bedoeld in artikel 48, eerste lid, opgelegd kunnen worden.
8.
Indien de termijn, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, vervalt, anders dan door toepassing van artikel 36a, achtste lid, onder a, bestaat gedurende een half jaar na het verstrijken van die termijn de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift, bedoeld in artikel 65, eerste lid. Van de datum waarop deze bevoegdheid aanvangt, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
9.
Na het eindigen van het experiment, kunnen leden-beroepsgenoten en plaatsvervangende leden-beroepsgenoten van de tuchtcolleges, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid en 56, eerste lid, bij besluit van Onze Minister benoemd worden, voor zover dit noodzakelijk is voor de behandeling van zaken over klachten die tot een half jaar na het eindigen van het experiment zijn ingediend. Deze leden en plaatsvervangende leden worden benoemd uit personen die ten tijde van het experiment waren ingeschreven in het tijdelijk register.
10.
Indien de termijn, bedoeld in artikel 36a, eerste lid, vervalt, anders dan door toepassing van artikel 36a, achtste lid, onder a, blijven de aantekeningen die op grond van artikel 9 in het tijdelijk register zijn geplaatst gedurende vijf jaar raadpleegbaar.