Einde inhoudsopgave
Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
Artikel 4:5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2019, 505 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
1.
Indien krachtens de artikelen 257b en 257ba van de wet een strafbeschikking zal worden uitgevaardigd, kan de betrokken korpschef, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit OM-afdoening, of het bevoegde lichaam of de bevoegde persoon, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening, bepalen dat betaling van de geldboete eveneens kan geschieden op een plaats die is aangewezen door de bevoegde ambtenaar of het bevoegde lichaam of door het ter plaatse overschrijven op een daartoe bestemde bankrekening. Betaling geschiedt in dat geval binnen een dag na die waarop het strafbare feit is ontdekt.
2.
Als plaats van betaling, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts aangewezen:
- a.
bij een strafbeschikking krachtens artikel 257b van de wet: een politiebureau, een gebouw van de organisatie van de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening, of een douanekantoor of, indien de bevoegde ambtenaar een militair van de Koninklijke marechaussee is, een brigadebureau of de betrokken doorlaatpost, dan wel een tijdelijke plaats van betaling, ingesteld door of vanwege de betrokken korpschef, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit OM-afdoening.
- b.
bij een strafbeschikking krachtens artikel 257ba van de wet: een gebouw van de organisatie van de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel e, van het Besluit OM-afdoening, dan wel een tijdelijke plaats van betaling, ingesteld door of vanwege een lichaam of een persoon, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening.
3.
Door of vanwege de korpschef, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit OM-afdoening, dan wel door of vanwege het lichaam of de persoon, bedoeld in artikel 4.1, onderdeel b, van het Besluit OM-afdoening, worden ambtenaren aangewezen die zijn belast met de inning van gelden die overeenkomstig het eerste lid worden betaald.
4.
De met de inning belaste ambtenaar wordt in het bezit gesteld van een lijst met de feiten waarvoor de strafbeschikking kan worden uitgevaardigd en de voor deze feiten vastgestelde tarieven. Desgevraagd verleent hij degene die betaalt inzage in deze lijst.