Einde inhoudsopgave
Comptabiliteitswet 2016
Artikel 4.7 Voorhangprocedure voor een privaatrechtelijke rechtshandeling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 139 (uitgifte: 07-04-2017, kamerstukken: 34426)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2017, Stb. 2017, 253 (uitgifte: 19-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
Staatsrecht / Algemeen
1.
De volgende privaatrechtelijke rechtshandelingen worden niet eerder door de Staat verricht dan 30 dagen, nadat het voornemen daartoe schriftelijk ter kennis is gebracht van de Kamers der Staten-Generaal:
- a.
het oprichten, mede oprichten of doen oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon;
- b.
het verstrekken aan een privaatrechtelijke rechtspersoon van eigen vermogen, leningen met wezenlijke kenmerken van eigen vermogen of garanties ten aanzien van de omvang van het eigen vermogen;
- c.
het overnemen van schuldtitels of aandelen van een privaatrechtelijke rechtspersoon die door een derde worden gehouden;
- d.
het overnemen van risico’s van financiële activa van een privaatrechtelijke rechtspersoon, indien dat overnemen bedoeld is ter versterking van de solvabiliteit van de privaatrechtelijke rechtspersoon.
2.
Indien binnen de in het eerste lid genoemde termijn van 30 dagen ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers der Staten-Generaal nadere inlichtingen vraagt, wordt de privaatrechtelijke rechtshandeling niet verricht dan 14 dagen nadat de inlichtingen zijn verstrekt.
3.
De procedure, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een voornemen tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a tot en met d, indien:
- a.
een wettelijke regeling voorziet in een rechtsgrond voor het verrichten van die rechtshandeling;
- b.
de rechtshandeling ziet op het verstrekken van eigen vermogen dat voortvloeit uit een eerder verstrekte garantie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;
- c.
de rechtshandeling ziet op het deelnemen in het aandelenkapitaal van een vennootschap waarbij de handeling niet ten doel heeft het relatieve belang van de Staat in het eigen vermogen van de betrokken rechtspersoon te verhogen;
- d.
het volgen van de voorhangprocedure in strijd is met een wettelijke regeling;
- e.
met de rechtshandeling een geringer financieel belang is gemoeid dan de door Onze Minister van Financiën vast te stellen bedragen die betrekking hebben op de rechtshandelingen, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d.
4.
Onze Minister die het aangaat voert overleg met de Algemene Rekenkamer over een voornemen tot het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Onze Minister die het aangaat verbindt een redelijke termijn aan het overleg met de Algemene Rekenkamer. Na het overleg met de Algemene Rekenkamer legt Onze Minister die het aangaat het voorgenomen besluit aan de ministerraad voor.