Einde inhoudsopgave
Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting
Artikel 8 [Doorhaling]
Geldend
Geldend vanaf 17-02-1999
- Bronpublicatie:
28-01-1999, Stb. 1999, 30 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25836)
- Inwerkingtreding
17-02-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-1999, Stb. 1999, 40 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Onze Minister haalt de inschrijving van een zeeschip in het rompbevrachtingsregister door:
- a.
bij het einde van de rompbevrachtingsovereenkomst;
- b.
op aanvraag van de rompbevrachter;
- c.
- d.
indien Onze Minister is gebleken dat één of meer van de overgelegde gegevens als bedoeld in artikel 4 zodanig onvolledig of onjuist waren dat, ware dit ten tijde van de beoordeling van het verzoek om inschrijving bekend geweest, het verzoek zou zijn afgewezen;
- e.
indien Onze Minister is gebleken van feiten of omstandigheden, voorgevallen onderscheidenlijk opgetreden na het tijdstip van indiening van de aanvraag, welke van zodanige aard zijn dat niet langer wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 3;
- f.
indien Onze Minister is gebleken dat de rompbevrachter overeenkomsten heeft aangegaan die tot gevolg hebben dat de zeggenschap, onderscheidenlijk de verantwoordelijkheid van de rompbevrachter wezenlijk wordt aangetast;
- g.
indien de hoedanigheid van Nederlands schip niet langer verenigbaar is met volkenrechtelijke verplichtingen van het Koninkrijk en de onverenigbaarheid niet kan worden opgeheven door het stellen van voorwaarden.
2.
Onze Minister kan de inschrijving van een zeeschip in het rompbevrachtingsregister doorhalen:
- a.
wegens overtreding van artikel 3, tweede lid, van de Zeebrievenwet (Stb. 1963, 229);
- b.
indien zich één van de feiten voordoet, genoemd in artikel 8, vierde lid, van de Zeebrievenwet;
- c.
indien het schip wordt gebruikt voor het vervoer van verdovende middelen in de zin van de Opiumwet (Stb. 1928, 167);
- d.
indien het schip op een zodanige wijze is gebruikt dat dientengevolge de betrekkingen van het Koninkrijk met één of meer andere staten ernstig worden benadeeld;
- e.
indien door Onze Minister op grond van artikel 4, vijfde of zesde lid, gestelde voorwaarden niet worden nageleefd.
3.
Onze Minister stelt de representatieve organisaties van reders en zeevarenden, alsmede de bevoegde autoriteit van het kantoor, waar het schip buiten Nederland teboekstaat, onverwijld in kennis van elke beschikking tot doorhaling van de inschrijving van een zeeschip in het rompbevrachtingsregister.