Einde inhoudsopgave
Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014
Artikel 9 Voorschotverlening
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
02-12-2016, Stcrt. 2016, 66395 (uitgifte: 05-12-2016, regelingnummer: IENM/BSK-2016/280861)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2016, Stb. 2016, 521 (uitgifte: 20-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 02-11-2016, Stb. 431.
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Waterschappen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Aan de subsidieontvanger kan gedurende een fase jaarlijks op aanvraag een voorschot worden verleend. Het totaal aan te verlenen voorschotten ten behoeve van de betreffende fase bedraagt ten hoogste honderd procent van het te subsidiëren bedrag.
2.
In afwijking van het eerste lid:
- a.
bedraagt het totaal aan te verlenen voorschotten in de fase waarin de gunningsbeslissing van de aanbesteding van het werk plaatsvindt tot het moment van de gunningsbeslissing ten hoogste tachtig procent van het in de beschikking vermelde subsidiebedrag;
- b.
kan de Minister op aanvraag het totaal aan te verlenen voorschotten in het eerste kalenderjaar betalen, indien:
- 1°
het totaal aan te verlenen voorschotten ten hoogste € 40 miljoen bedraagt;
- 2°
de fase maximaal drie jaar duurt;
- 3°
het betaalde voorschot op de balans van de beheerder wordt verantwoord via de balanspost overlopende passiva;
- 4°
de beheerder de bijdragen aan en ontvangsten uit het deltafonds bruto weergeeft in de informatie voor derden die bij het Centraal bureau voor de statistiek wordt aangeleverd;
- 5°
de beheerder op de exploitatierekening bij de baten en lasten van de posten bijdragen van overheden en bijdragen aan overheden onderscheid maakt tussen het Rijk en andere overheden, en
- 6°
de beheerder op de balanspost ontvangen voorschotten voor specifieke uitkeringen dienend ter dekking van lasten van volgende jaren onderscheid maakt tussen het Rijk en andere overheden.
3.
De aanvraag tot voorschotverlening voor het eerste kalenderjaar wordt tegelijkertijd met of uiterlijk acht weken na de subsidieaanvraag voor de betreffende fase ingediend. De aanvraag tot voorschotverlening voor daaropvolgende kalenderjaren wordt ingediend voor 15 april van het kalenderjaar waarvoor een voorschot wordt aangevraagd. Bij de aanvraag legt de subsidieontvanger een raming over van het deel van het te subsidiëren bedrag dat in het betreffende kalenderjaar wordt besteed en waarvoor een voorschot wordt gevraagd, en een raming van de bedragen waarvoor een voorschot zal worden gevraagd in de daaropvolgende kalenderjaren.
4.
De Minister neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit omtrent de voorschotverlening. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag waarvoor het voorschot wordt verleend.
5.
Een voorschot wordt binnen zes weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij de voorschotverlening anders is bepaald.