Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 46d [Minnelijke schikking. Raad van discipline]
Geldend
Geldend van 01-05-2016 tot 01-01-2026
- Bronpublicatie:
17-02-2016, Stb. 2016, 93 (uitgifte: 07-03-2016, kamerstukken: 34047)
- Inwerkingtreding
01-05-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-2016, Stb. 2016, 132 (uitgifte: 06-04-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De deken tracht steeds de klacht in der minne te schikken, tenzij deze overeenkomstig artikel 46c, tweede lid onmiddellijk aan de raad van discipline ter kennis wordt gebracht.
2.
Indien een minnelijke schikking mogelijk blijkt, wordt deze op schrift gesteld en door de klager, de advocaat tegen wie de klacht is ingediend en de deken ondertekend. Door een aldus vastgestelde minnelijke schikking vervalt de bevoegdheid van de klager om de terkennisbrenging van de klacht aan de raad van discipline te verlangen.
3.
Indien na drie maanden na de indiening van de klacht bij de deken geen minnelijke schikking is bereikt, kan de klager de deken verzoeken de klacht ter kennis van de raad van discipline te brengen. Tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 45g, eerste lid, geeft de deken in dat geval toepassing aan het vierde lid. De deken brengt de klacht steeds ter kennis van de raad van discipline indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 45g, eerste lid, en aannemelijk is dat een minnelijke schikking niet kan worden bereikt of indien naar zijn oordeel de inhoud van de klacht een minnelijke schikking ongewenst of onmogelijk maakt. De deken informeert de klager hierover bij de indiening van de klacht.
4.
De deken brengt de klacht schriftelijk ter kennis van de raad van discipline en stelt de betrokken advocaat en de klager daarvan schriftelijk op de hoogte. De klacht kan elektronisch naar de raad van discipline worden gezonden voor zover de raad kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. De artikelen 2:14 tot en met 2:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘bestuursorgaan’ wordt gelezen: raad van discipline.
5.
De klacht wordt gedagtekend en ondertekend en bevat ten minste:
- a.
de naam en het adres van de klager;
- b.
de naam en het werkadres van de advocaat tegen wie de klacht zich richt, voor zover bekend bij de klager;
- c.
een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de klacht en van de feiten waarop deze rust.
6.
Tegelijkertijd met de klacht worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de raad van discipline overgelegd.
7.
In de klacht wordt vermeld of de klacht voordien is voorgelegd aan de organisatie waarbinnen de advocaat werkzaam is of aan een klachten- of geschilleninstantie waarbij de advocaat of diens organisatie is aangesloten. Indien zulks niet het geval is geweest, wordt indien mogelijk de reden daarvoor in de klacht vermeld. Indien zulks wel het geval is geweest, wordt de uitkomst van de procedure vermeld, zo mogelijk met bijvoeging van de relevante stukken.
8.
Indien de deken op grond van zijn onderzoek van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, kan hij dat met redenen omkleed meedelen aan de klager, de betrokken advocaat en de raad van discipline.
9.
De raad van discipline kan de klacht ambtshalve aanvullen.