Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 56 [Hoger beroep bij hof van discipline]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2020, 2 (uitgifte: 13-01-2020, kamerstukken: 35262)
- Inwerkingtreding
01-03-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-01-2020, Stb. 2020, 29 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Van de beslissingen van de raad van discipline kan gedurende dertig dagen na de verzending van het in artikel 50 bedoelde afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:
- a.
de klager die ingevolge artikel 46c, eerste lid, de klacht heeft ingediend die tot de beslissing heeft geleid, indien de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard of bij gegrondverklaring van de klacht het verzoek, bedoeld in artikel 48, negende lid wordt afgewezen;
- b.
de deken;
- c.
de advocaat jegens wie de beslissing is genomen.
2.
Van alle beslissingen van de raad van discipline kan voorts binnen dezelfde termijn hoger beroep worden ingesteld door de deken van de algemene raad. Hij kan zich vooraf de stukken doen overleggen. Hij kan bij de uitoefening van deze bevoegdheden zich door een lid van de algemene raad doen vervangen.
3.
Het beroep wordt ingesteld bij met redenen omklede memorie, in te dienen bij de griffier van het hof van discipline en vergezeld van een afschrift van de beslissing waarvan beroep. De griffier geeft van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de raad van discipline die de beslissing in eerste aanleg heeft genomen en, voorzover het hoger beroep niet door hem is ingesteld, aan de deken van de orde waartoe de betrokken advocaat behoort, aan het college van toezicht, aan de betrokken advocaat en aan de klager.
4.
Aan de behandeling en de beslissing van beroepen door een kamer bij het hof wordt op straffe van nietigheid deelgenomen door de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters, alsmede een door Ons benoemd lid en een lid-advocaat of een plaatsvervangend lid-advocaat. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden, onder wie de voorzitter of een van de plaatsvervangende voorzitters alsmede door twee door Ons benoemde leden. Indien de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter door na aanvang van de zaak opgekomen omstandigheden is verhinderd, kan deze worden vervangen door een door Ons benoemd lid of een door Ons benoemd plaatsvervangend lid.
5.
Indien een ingesteld hoger beroep wordt ingetrokken, bepaalt, voor het geval dat de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk is opgelegd, het hof van discipline, de betrokken advocaat gehoord of behoorlijk opgeroepen, de dag waarop de maatregel aanvangt.
6.
De artikelen 512 tot en met 519 van het Wetboek van Strafvordering zijn ten aanzien van de leden van het hof van discipline van overeenkomstige toepassing.