Einde inhoudsopgave
Waterschapswet
Artikel 144 [Kwijtschelding]
Geldend
Geldend vanaf 05-11-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 02-06-2021
- Bronpublicatie:
02-11-2022, Stb. 2022, 433 (uitgifte: 04-11-2022, kamerstukken: 36151)
- Inwerkingtreding
05-11-2022, terugwerkend tot: 02-06-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-11-2022, Stb. 2022, 434 (uitgifte: 04-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Belastingen van lagere overheden / Waterschapsbelastingen
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
De in de artikelen 26 en 26a van de Invorderingswet 1990 bedoelde kwijtschelding wordt met betrekking tot waterschapsbelastingen verleend door de in artikel 123, derde lid, onderdeel c, bedoelde ambtenaar van het waterschap.
2.
Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.
3.
Het algemeen bestuur kan bepalen dat, in afwijking van de in het tweede lid bedoelde regels, in het geheel geen dan wel gedeeltelijk kwijtschelding wordt verleend.
4.
Met inachtneming van door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, te stellen regels kan het algemeen bestuur met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan en de wijze waarop het vermogen in aanmerking worden genomen afwijkende regels stellen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.
5.
Het dagelijks bestuur kan de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de ambtenaar van het waterschap, belast met de invordering van waterschapsbelastingen van de verplichting verdere pogingen tot invordering te doen.