Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting
Artikel 29 Recht op voordelen
Geldend
Geldend vanaf 30-04-2022
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast voor belastingjaren en -tijdvakken en belastbare gebeurtenissen die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de wijziging in werking treedt.
- Bronpublicatie:
29-10-2020, Trb. 2020, 119 (uitgifte: 16-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-03-2022, Trb. 2022, 23 (uitgifte: 03-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Niettegenstaande de overige bepalingen van dit Verdrag, wordt een voordeel uit hoofde van dit Verdrag niet toegekend met betrekking tot een inkomensbestanddeel wanneer er, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelen was van een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, tenzij vastgesteld wordt dat het toekennen van dat voordeel onder die omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante bepalingen van dit Verdrag.
2.
Indien een persoon een voordeel uit hoofde van dit Verdrag wordt geweigerd ingevolge het eerste lid, dient de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Staat die het voordeel anderszins zou hebben toegekend deze persoon desalniettemin te behandelen alsof deze recht heeft op dit voordeel of op andere voordelen ter zake van een specifiek inkomensbestanddeel, indien deze bevoegde autoriteit, op verzoek van deze persoon en na bestudering van de relevante feiten en omstandigheden, vaststelt dat deze voordelen zouden zijn verleend bij het ontbreken van de transactie of constructie bedoeld in het eerste lid. De bevoegde autoriteit van een Verdragsluitende Staat raadpleegt de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat alvorens een voordeel uit hoofde van dit lid te weigeren.