Einde inhoudsopgave
Aanvullend Akkoord ter toepassing van het Europees Verdrag inzake sociale zekerheid
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1977
- Bronpublicatie:
14-12-1972, Trb. 1976, 158 (uitgifte: 25-10-1976, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1977
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-1977, Trb. 1977, 35 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Om in aanmerking te komen voor verstrekkingen krachtens artikel 24, zesde lid van het Verdrag, legt de pensioen- of rentetrekker aan het orgaan van de verblijfplaats een bewijs over waarin wordt verklaard dat hij recht op deze verstrekkingen heeft. In dit bewijs, dat het orgaan van de woonplaats van de pensioen- of rentetrekker uitreikt voordat hij het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waarop hij woont, verlaat, wordt in vookomend geval met name de maximumduur vermeld waarover overeenkomstig de wettelijke regeling van deze Partij verstrekkingen mogen worden toegekend. Indien de pensioen- of rentetrekker genoemd bewijs niet overlegt, verzoekt het orgaan van de verblijfplaats het orgaan van de woonplaats daarom.
2.
Artikel 17, zesde lid van het Akkoord is van overeenkomstige toepassing. In dit geval wordt het orgaan van de woonplaats van de pensioen- of rentetrekker als bevoegd orgaan beschouwd.
3.
De vorige leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing voor de toekenning van de verstrekkingen aan in artikel 24, zesde lid van het Verdrag bedoelde gezinsleden.
4.
Indien de in de vorige leden van dit artikel voorgeschreven formaliteiten niet gedurende het verblijf van de belanghebbende op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan de bevoegde Staat konden worden vervuld, is artikel 30 van het Akkoord van overeenkomstige toepassing.