Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten
Artikel IV Trekkende soorten waarvoor overeenkomsten dienen te worden gesloten: Bijlage II
Geldend
Geldend vanaf 01-11-1983
- Bronpublicatie:
23-06-1979, Trb. 1981, 6 (uitgifte: 09-01-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-1983, Trb. 1983, 151 (uitgifte: 20-10-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In Bijlage II worden de trekkende soorten vermeld waarvan de mate en aard van de bescherming niet-gunstig is en waarvoor, in verband met het behoud en het beheer ervan, internationale overeenkomsten moeten worden gesloten, alsmede de trekkende soorten waarvan de mate en de aard van de bescherming aanzienlijk gebaat zouden zijn bij de internationale samenwerking die uit een internationale overeenkomst zou voortvloeien.
2.
Wanneer de omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan een trekkende soort zowel in Bijlage I als in Bijlage II worden vermeld.
3.
De Partijen die Staten zijn die deel uitmaken van het verspreidingsgebied van de trekkende soorten die in Bijlage II zijn vermeld, stellen, wanneer deze soorten hiermee gebaat zijn, alles in het werk overeenkomsten te sluiten. Zij dienen daarbij aan die soorten waarvan de mate en de aard van de bescherming niet-gunstig zijn, voorrang te verlenen.
4.
De Partijen worden verzocht maatregelen te nemen ten einde overeenkomsten te sluiten voor een gedeelte van de populatie of een geografisch afgezonderd gedeelte van de populatie van een soort of een lager taxon van wilde dieren, waarvan een gedeelte periodiek één of meer landsgrenzen overschrijdt.
5.
Een afschrift van iedere overeenkomst die is gesloten overeenkomstig het bepaalde in dit artikel, wordt aan het Secretariaat toegezonden.