Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Protocol I
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2013
- Bronpublicatie:
23-06-2009, Trb. 2009, 116 (uitgifte: 31-07-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-08-2013, Trb. 2013, 124 (uitgifte: 02-08-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Bij de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn de ondergetekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van het Verdrag vormen.
1. Met betrekking tot artikel 2, paragraaf 2, artikel 6, artikel 13, paragraaf 1, artikel 21, paragraaf 2, en artikel 22, paragraaf 1
Voor de toepassing van het Verdrag wordt de uitdrukking ‘onroerende goederen’ voor wat betreft Nederland gelezen als onroerende zaken.
2. Met betrekking tot artikel 3, paragraaf 1, subparagraaf c
Ingeval een vennootschap in de ene verdragsluitende Staat als zodanig aan belasting is onderworpen, doch het inkomen dan wel het vermogen van die vennootschap in de andere verdragsluitende Staat als inkomen onderscheidenlijk vermogen van de gerechtigden tot die vennootschap wordt belast, kunnen de bepalingen van het Verdrag niet tot gevolg hebben dat dubbele belasting of een totale of gedeeltelijke vrijstelling van het inkomen of het vermogen blijft bestaan. Om een dergelijk gevolg te vermijden, wordt de belasting, het inkomen en het vermogen van de vennootschap geacht belasting, inkomen en vermogen van de gerechtigden tot die vennootschap te zijn naar rato van hun gerechtigdheid in het vermogen van de vennootschap. Voor zover nodig kan daarbij worden bepaald dat de gerechtigden tot de vennootschap de ten laste van de vennootschap geheven belasting over dat inkomen en vermogen (inclusief eventueel daarop drukkende bronbelasting van derde Staten), ieder voor zijn aandeel mogen verrekenen met de belasting die zij over hetzelfde inkomen onderscheidenlijk vermogen verschuldigd zijn en dat de Staat van vestiging van de vennootschap afziet van eventuele belastingheffing van de gerechtigden tot die vennootschap die inwoner zijn van de andere verdragsluitende Staat over uitdeling van winst door die vennootschap aan die gerechtigden.
3. Met betrekking tot artikel 3, paragraaf 2, en artikel 28, paragraaf 3
Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten in onderlinge overeenstemming een oplossing binnen de context van het Verdrag hebben bereikt voor gevallen waarin:
- a.
onder toepassing van artikel 3, paragraaf 2, de uitleg van een niet omschreven uitdrukking als gevolg zou hebben dat; dan wel
- b.
als gevolg van kwalificatieverschillen (bijvoorbeeld van een inkomensbestanddeel of van een persoon),
een situatie van dubbele belasting of dubbele vrijstelling zou optreden, deze oplossing — na bekendmaking daarvan door beide bevoegde autoriteiten — voor de toepassing van het Verdrag ook in andere, gelijke gevallen bindend zal zijn.
4. Met betrekking tot artikel 4
a
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip of binnenschip woont zonder een werkelijke woonplaats in een verdragsluitende Staat te hebben, wordt geacht zijn woonplaats te hebben in de Staat waarin het schip of binnenschip zijn thuishaven heeft.
b
Indien een vennootschap in de ene verdragsluitende Staat als zodanig niet aan belasting is onderworpen en in de andere verdragsluitende Staat wel als zodanig aan belasting is onderworpen, worden op verzoek van de vennootschap door de andere verdragsluitende Staat de bepalingen van de Hoofdstukken III, IV en V van het Verdrag toegepast in de mate waarin die hadden moeten worden toegepast indien de gerechtigden in het vermogen van die vennootschap het inkomen en het vermogen van die vennootschap ieder voor zijn aandeel in die vennootschap rechtstreeks zouden hebben genoten onderscheidenlijk hebben bezeten. De toepassing van de vorige volzin laat onverlet dat de andere verdragsluitende Staat volgens zijn nationale wet de grondslag waarnaar de belasting van de vennootschap wordt geheven bepaalt en deze slechts in zoverre vermindert als rechtstreeks voortvloeit uit de vorige volzin.
5. Met betrekking tot artikel 4, paragraaf 1
Een verdragsluitende Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, alsmede een pensioenfonds of instelling uitsluitend werkzaam voor godsdienstige, liefdadige, wetenschappelijke, opvoedkundige of openbare doeleinden, gevestigd in een verdragsluitende Staat en als zodanig in die Staat vrijgesteld van belastingen als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag wordt geacht een inwoner van die Staat te zijn.
Onder de uitdrukking ‘pensioenfonds’ wordt verstaan elk pensioenfonds dat volgens de wettelijke bepalingen van de verdragsluitende Staat waarin het is gevestigd, als zodanig is erkend en onder toezicht staat.
6. Met betrekking tot artikel 5, paragraaf 3
Ingeval door een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat bouwwerken of constructie- of installatiewerkzaamheden op verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen worden uitgevoerd, dient voor de berekening van de duur van twaalf maanden het volgende in aanmerking te worden genomen:
- a.
afzonderlijke bouwwerken of afzonderlijke constructie- of installatiewerkzaamheden moeten voor de berekening van de duur van twaalf maanden niet worden samengenomen;
- b.
normaal kunnen als afzonderlijke werken worden beschouwd werken die voor rekening van verschillende opdrachtgevers worden uitgevoerd, tenzij die werken uit economisch oogpunt één geheel vormen;
- c.
indien verschillende werken voor rekening van één enkele opdrachtgever worden uitgevoerd ingevolge één enkele overeenkomst, worden zij als één geheel behandeld, tenzij die werken niet in enige samenhang worden verricht;
- d.
indien verschillende werken voor rekening van één enkele opdrachtgever worden uitgevoerd ingevolge meer dan één overeenkomst, dienen zij eveneens te worden samengenomen in geval de werken, ofschoon op verschillende plaatsen uitgevoerd, slechts een deel van een groter geheel vormen en er geen noemenswaardige werkonderbreking is geweest.
7. Met betrekking tot artikel 5, artikel 6, artikel 7, artikel 13, artikel 22 en artikel 24
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende goederen die zijn gelegen in de verdragsluitende Staat op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die Staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij, of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
8. Met betrekking tot artikel 7
Met betrekking tot artikel 7, paragrafen 1 en 2, geldt dat, indien een onderneming van een verdragsluitende Staat in de andere verdragsluitende Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, de winst van die vaste inrichting niet wordt bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van dat deel van de winst van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende de levering, installatie of constructie, dan wel het toezicht daarop, van nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting of betreffende de constructie, dan wel het toezicht daarop, van gebouwen, alsmede bij openbare werken, wordt, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de winst van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd. De winst die betrekking heeft op dat deel van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, is slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat waarvan de persoon die deze onderneming exploiteert inwoner is.
9. Met betrekking tot artikel 7 en artikel 14
a
Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of toezichthoudende werkzaamheden van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van raadgevende of toezichthoudende aard, worden beschouwd als vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing zijn.
b
Het is wel te verstaan dat wanneer een natuurlijke persoon, inwoner van een verdragsluitende Staat, beloningen geniet ter zake van het verrichten van arbeid in een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting van een door zijn echtgenoot gedreven onderneming van eerstgenoemde verdragsluitende Staat, die beloningen voor de toepassing van het Verdrag worden aangemerkt als winst van een onderneming van eerstgenoemde verdragsluitende Staat die in de andere verdragsluitende Staat mag worden belast, indien het bedrag van de beloningen ten laste komt van eerdergenoemde in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting.
Het vorengaande is van overeenkomstige toepassing op beloningen genoten ter zake van het verrichten van arbeid in een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste basis waarover zijn in de eerstbedoelde Staat woonachtige echtgenoot geregeld beschikt voor het verwerven van inkomsten uit een zelfstandig beroep.
c
Het is wel te verstaan dat wanneer een natuurlijke persoon, inwoner van België, winst uit onderneming geniet die aan een in Nederland gevestigde vaste inrichting is toe te rekenen deze natuurlijke persoon overeenkomstig de wetgeving van Nederland een aan de omvang van deze winst gerelateerde oudedagsreserve mag opbouwen. Wanneer de omvang van de oudedagsreserve afneemt, worden die afnemingen voor de toepassing van het Verdrag aangemerkt als winst van die vaste inrichting. Deze winst mag in Nederland worden belast.
Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing voor een natuurlijke persoon, inwoner van België, die een zelfstandig beroep uitoefent en daarvoor beschikt over een in Nederland gevestigde vaste basis.
10. Met betrekking tot artikel 9, paragraaf 1
Het is echter wel te verstaan, dat de omstandigheid dat verbonden ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals ‘cost-sharing’ overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is die afwijkt van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen.
11. Met betrekking tot artikel 9
Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van artikel 9 onder een onderneming mede wordt begrepen een vaste inrichting.
12. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 2
De bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, zijn niet van toepassing op dividenden die een vennootschap die inwoner is van een van de verdragsluitende Staten betaalt aan een vennootschap die inwoner is van de andere verdragsluitende Staat, terzake waarvan, op grond van de bepalingen van de Richtlijn betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lid-Staten (90/435/EEG) zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, door de Staat waarvan de vennootschap die het dividend betaalt inwoner is, geen belasting mag worden geheven.
13. Met betrekking tot artikel 10, artikel 11 en artikel 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
14. Met betrekking tot artikel 11 en artikel 13
Voor de toepassing van artikel 11, paragraaf 8 en artikel 13, paragraaf 5, wordt onder de uitdrukking ‘een vennootschap die volgens de wetgeving van een verdragsluitende Staat inwoner is van die Staat’ verstaan:
- a.
een vennootschap waarvan de plaats van werkelijke leiding in die verdragsluitende Staat gelegen is; en
- b.
een vennootschap waarvan de plaats van werkelijke leiding uit die verdragsluitende Staat is verplaatst, mits de plaats van werkelijke leiding van die vennootschap, voorafgaande aan vorenbedoelde verplaatsing van zijn werkelijke leiding, voor een periode van ten minste 5 jaren in die verdragsluitende Staat was gelegen. In dit geval wordt die vennootschap slechts voor een periode van 10 jaar na verplaatsing van zijn werkelijke leiding uit die verdragsluitende Staat als inwoner van die Staat aangemerkt.
15. Met betrekking tot artikel 10 en artikel 13
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking ‘voordelen verkregen uit de vervreemding’ niet omvat inkomsten genoten bij het inkopen van aandelen door, of bij de liquidatie van een vennootschap. Die inkomsten worden beheerst door de bepalingen van artikel 10.
16. Met betrekking tot artikel 11, paragrafen 2 en 3
Indien een EEG-richtlijn inzake de belastingheffing op inkomsten van spaargelden van kracht wordt en indien, ingevolge deze richtlijn, zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, interest afkomstig uit een van de verdragsluitende Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat ook mag worden belast in de verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, dan geldt, in afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 11, paragrafen 2 en 3, met betrekking tot die interest het bepaalde in die richtlijn.
Indien een EEG-richtlijn, zoals deze eventueel kan worden gewijzigd, betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake betalingen van rente en royalty's tussen ondernemingen van kracht wordt, dan geldt, wat betreft interest, in afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 11, paragrafen 2 en 3, het bepaalde in die richtlijn.
17. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 4
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking ‘dividenden’ eveneens betekent inkomsten die worden genoten door een natuurlijke persoon en die volgens de fiscale wetgeving van de Staat waarvan de vennootschapschuldenaar inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.
18. Met betrekking tot artikel 15, paragraaf 2
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking ‘belastingjaar’ voor België betekent ‘belastbaar tijdperk’.
19. Met betrekking tot artikel 15 en 23
Het is wel te verstaan dat het bepaalde in paragraaf 3 van artikel 15 Nederland niet belet de bepalingen van paragraaf 2, subparagrafen a en b, van artikel 23 van het Verdrag toe te passen.
20. Met betrekking tot artikel 7, 14, 15 en 16
a
Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van paragraaf 1 van artikel 16 voor Nederland de uitdrukking soortgelijke functie omvat ‘commissaris van een vennootschap’ die als zodanig door de algemene vergadering van aandeelhouders of enig ander bevoegd orgaan van de vennootschap die inwoner is van Nederland is benoemd en die met het toezicht op de algemene leiding van de vennootschap is belast.
b
Het is wel te verstaan dat, indien een door een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de verdragsluitende Staten gedreven onderneming die haar bedrijf uitoefent met behulp van een in de andere verdragsluitende Staat gevestigde vaste inrichting, overeenkomstig de wetgeving van eerstbedoelde Staat geheel of gedeeltelijk wordt omgezet in een onderneming gedreven door een vennootschap gevestigd in die Staat, de inkomsten die de natuurlijke persoon geniet ter zake van werkzaamheden voor die vennootschap in oprichting en die toerekenbaar zijn aan het in de andere verdragsluitende Staat uitgeoefende bedrijf gedurende de periode dat de vennootschap in oprichting is, voor de toepassing van het Verdrag worden beschouwd als beloningen in de zin van artikel 15 of 16, naar gelang het geval.
De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing in geval die natuurlijke persoon een zelfstandig beroep uitoefent in de zin van artikel 14 van het Verdrag.
21. Met betrekking tot artikel 17, paragraaf 3
Voor de toepassing van artikel 17, paragraaf 3, betekent de uitdrukking ‘gefinancierd voor een wezenlijk deel’ een financiering van ten minste dertig percent.
22. Met betrekking tot artikel 18 en artikel 26
Voor de toepassing van artikel 18 en artikel 26, wordt onder uitdrukking ‘sociale wetgeving’ verstaan een stelsel inzake sociale zekerheid.
23. Met betrekking tot artikel 19, paragraaf 2
Een uit Nederland afkomstig pensioen valt onder de reikwijdte van artikel 19, paragraaf 2, voor zover de aanspraak op dat pensioen is opgebouwd gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking. Dit ongeacht door wie dat pensioen wordt uitbetaald. Wanneer de aanspraak op een pensioen deels gedurende een particuliere dienstbetrekking en deels gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking is opgebouwd, wordt het deel van dat pensioen dat wordt beheerst door artikel 18, respectievelijk het deel dat wordt beheerst door artikel 19, paragraaf 2, vastgesteld naar evenredigheid van het aantal jaren dat de aanspraak op dat pensioen is opgebouwd gedurende een particuliere, onderscheidenlijk gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking, ten opzichte van het totale aantal jaren waarover de aanspraak op dat pensioen is opgebouwd.
24. Met betrekking tot artikel 23, paragraaf 1
a
Voor het bepalen van de aanvullende belastingen die door de Belgische gemeenten en agglomeraties worden vastgesteld, worden in België, niettegenstaande de bepalingen van artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a en elke andere bepaling van dit Verdrag, de beroepsinkomsten die volgens artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf a zijn vrijgesteld, in aanmerking genomen. Deze aanvullende belastingen worden berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn in het geval bedoelde inkomsten uit Belgische bronnen werden verkregen.
b
Het is wel te verstaan dat de regeling bepaald in artikel 23, paragraaf 1, subparagraaf c, eveneens van toepassing is op dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Nederland, en die voortkomen uit dividenden uitgekeerd aan die laatste vennootschap door een derde vennootschap die aan een belasting van gelijke aard als de Belgische vennootschapsbelasting is onderworpen.
25. Met betrekking tot artikel 23, paragraaf 2, subparagraaf b
Het is wel te verstaan dat voor de berekening van de vermindering vermeld in artikel 23, paragraaf 2, subparagraaf b, de waarde van de in artikel 22, paragraaf 1, genoemde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de schulden verzekerd door hypotheek op dat vermogen en de waarde van de in artikel 22, paragraaf 2, bedoelde vermogensbestanddelen wordt verminderd met de waarde van de tot de vaste inrichting of de vaste basis behorende schulden.
26. Met betrekking tot artikel 26, paragraaf 2
Ingeval in Nederland omstandigheden van partners mede een rol spelen bij de vaststelling van de verschuldigde belasting worden die omstandigheden, ingeval een natuurlijke persoon die inwoner is van België een beroep doet op deze bepaling bij de vaststelling van zijn in Nederland verschuldigde belasting overeenkomstig in aanmerking genomen, met dien verstande dat hij de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen die bij zijn partner in België in aanmerking komen niet ook in Nederland kan vergelden.
27. Met betrekking tot artikel 28
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten kunnen ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een onderling overleg op basis van het bepaalde in artikel 28 tevens overeenkomen dat in de verdragsluitende Staat waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een vermeerdering van het belastbare inkomen met betrekking tot de daaruit voortvloeiende verschuldigde belasting wordt afgezien van belastingverhogingen, interest en kosten, indien in de andere verdragsluitende Staat met betrekking tot de corresponderende vermindering van belasting ingevolge die regeling wordt afgezien van de toekenning van interest.
27a. Met betrekking tot artikel 29
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten kunnen ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een onderling overleg op basis van het bepaalde in artikel 28 tevens overeenkomen dat in de verdragsluitende Staat waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een vermeerdering van het belastbare inkomen met betrekking tot de daaruit voortvloeiende verschuldigde belasting wordt afgezien van belastingverhogingen, interest en kosten, indien in de andere verdragsluitende Staat met betrekking tot de corresponderende vermindering van belasting ingevolge die regeling wordt afgezien van de toekenning van interest.
28. Met betrekking tot artikel 30
Voor de toepassing van het Verdrag wordt de uitdrukking ‘uitvoerbare titel’ voor wat betreft Nederland gelezen als executoriale titel en wordt de uitdrukking ‘eisbaar’ voor wat betreft Nederland gelezen als invorderbaar.
29. Met betrekking tot artikel 30, paragraaf 9
Deze bepaling is in België van toepassing met betrekking tot het voorrecht van de Schatkist zoals bedoeld in de artikelen 422 en 423 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
30. Met betrekking tot artikel 33 en artikel 34
a
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking ‘zijn toegekend of betaalbaar gesteld’ voor Nederland tevens betekent ‘ontvangen, verrekend of ter beschikking gesteld zijn, rentedragend zijn geworden, vorderbaar en inbaar zijn geworden’.
b
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking ‘belastbare tijdperken’ voor Nederland betekent ‘belastingjaren’.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Luxemburg, op 5 juni 2001, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.