Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 137
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
26-07-2017, Stb. 2017, 317 (uitgifte: 17-08-2017, kamerstukken: 34588)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2018, Stb. 2018, 119 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
Indien in een bestuursrechtelijke procedure inzake de toepassing van deze wet of de Wet veiligheidsonderzoeken Onze betrokken Minister of de commissie van toezicht door de bestuursrechter ingevolge artikel 8:27, 8:28 of 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht wordt verplicht tot het verstrekken van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken en de desbetreffende inlichtingen worden verstrekt onderscheidenlijk de stukken worden overgelegd waarbij door Onze betrokken Minister dan wel de commissie van toezicht is aangegeven dat vanwege het bestaan van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend de bestuursrechter kennis zal mogen nemen van de desbetreffende inlichtingen onderscheidenlijk de stukken, en de bestuursrechter op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht tot het oordeel komt dat ten onrechte een beroep op gewichtige redenen wordt gedaan, worden de stukken aan Onze betrokken Minister dan wel de commissie van toezicht teruggezonden. De bestuursrechter stelt daaraan voorafgaand Onze betrokken Minister dan wel de commissie van toezicht in de gelegenheid de desbetreffende inlichtingen onderscheidenlijk stukken alsnog zonder het voorbehoud dat uitsluitend de bestuursrechter er kennis van kan nemen te verstrekken.
2.
Indien in een bestuursrechtelijke procedure inzake de toepassing van deze wet of de Wet veiligheidsonderzoeken Onze betrokken Minister of de commissie van toezicht door het Gerecht of het Hof ingevolge artikel 23, 28 en 29 van de Wet administratieve rechtspraak BES wordt verplicht tot het verstrekken van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken en de desbetreffende inlichtingen worden verstrekt onderscheidenlijk de stukken worden overgelegd waarbij door Onze betrokken Minister dan wel de commissie van toezicht is aangegeven dat vanwege het bestaan van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES uitsluitend het Gerecht of het Hof kennis zal mogen nemen van de desbetreffende inlichtingen onderscheidenlijk de stukken, en het Gerecht of het Hof op grond van artikel 24, derde lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES tot het oordeel komt dat ten onrechte een beroep op gewichtige redenen wordt gedaan, worden de stukken aan Onze betrokken Minister dan wel de commissie van toezicht teruggezonden. Het Gerecht of het Hof stelt daaraan voorafgaand Onze betrokken Minister dan wel de commissie van toezicht in de gelegenheid de desbetreffende inlichtingen onderscheidenlijk stukken alsnog zonder het voorbehoud dat uitsluitend het Gerecht of het Hof er kennis van kan nemen te verstrekken.
3.
Het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ingeval Onze betrokken Minister, niet zijnde partij in de bestuursrechtelijke procedure, wordt verplicht tot het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken in verband met door de dienst gedane mededelingen als bedoeld in artikel 62, eerste lid, onder a en b.
4.
Indien door Onze betrokken Minister of de commissie van toezicht aan de bestuursrechter onderscheidenlijk het Gerecht of het Hof stukken dienen te worden overgelegd, kan worden volstaan met het ter inzage geven van de desbetreffende stukken. Van de desbetreffende stukken mag op generlei wijze een afschrift worden vervaardigd.