Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
Artikel 80 Specifieke regels voor financieringsinstrumenten
Geldend
Geldend vanaf 07-12-2021
- Bronpublicatie:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Inwerkingtreding
07-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2021, PbEU 2021, L 435 (uitgifte: 06-12-2021, regelingnummer: 2021/2115)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Steun in de vorm van financieringsinstrumenten bedoeld in artikel 58 van Verordening (EU) 2021/1060 kan worden verstrekt in het kader van de interventietypes bedoeld in de artikelen 73 tot en met 78 van deze verordening.
2.
Indien steun verstrekt wordt in de vorm van financieringsinstrumenten, zijn de definities van ‘financieringsinstrument’, ‘financieel product’, ‘eindontvanger’, ‘holdingfonds’, ‘specifiek fonds’, ‘hefboomeffect’, ‘multiplicatorratio’, ‘beheerskosten’ en ‘beheersvergoedingen’ vastgelegd in artikel 2 van Verordening (EU) 2021/1060 en de bepalingen van titel V, hoofdstuk II, afdeling 2, van die verordening van toepassing.
Ook zijn de leden 3, 4 en 5 van dit artikel van toepassing.
3.
Overeenkomstig artikel 58, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060 kan werkkapitaal, met inbegrip van autonoom netto werkkapitaal, op grond van de artikelen 73, 74, 76, 77 en 78 van deze verordening als een subsidiabele uitgave worden aangemerkt, indien het bijdraagt tot het bereiken van ten minste één specifieke voor de betrokken interventie relevante doelstelling. Steun voor de financiering van autonoom netto werkkapitaal uit hoofde van een van deze artikelen kan verleend worden zonder toepassing van het vereiste dat de eindontvanger uit hoofde van hetzelfde artikel steun voor andere uitgaven ontvangt.
Voor activiteiten die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen, mag het totale bedrag van de aan een eindontvanger verstrekte steun voor werkkapitaal niet meer bedragen dan een brutosubsidie-equivalent van 200 000 EUR over een periode van drie begrotingsjaren.
4.
In afwijking van de artikelen 73, 74, 76, 77 en 78 zijn de in die artikelen vastgestelde steunpercentages niet van toepassing op de financiering van autonoom netto werkkapitaal.
5.
Voor een financieringsinstrument zijn de subsidiabele uitgaven het totaalbedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven exclusief aanvullende nationale financiering als bedoeld in artikel 115, lid 5, dat binnen de subsidiabiliteitsperiode is betaald of, in het geval van garanties, is gereserveerd voor garantieovereenkomsten door het financieringsinstrument. Dat bedrag komt overeen met:
- a)
betalingen aan eindontvangers, in geval van leningen, investeringen in eigen vermogen of investeringen in quasi-eigenvermogen;
- b)
middelen die gereserveerd zijn voor garantieovereenkomsten, ongeacht of deze nog uitstaan of reeds verlopen zijn, om aan mogelijke aanspraken op garanties voor verliezen te kunnen voldoen, berekend op grond van een multiplicatorratio die is vastgelegd voor de respectieve onderliggende uitgekeerde nieuwe leningen aan of investeringen in eigen vermogen van eindontvangers;
- c)
betalingen aan, of ten voordele van eindontvangers, indien financieringsinstrumenten worden gecombineerd met een andere bijdrage van de Unie in een concrete actie in één financieringsinstrument overeenkomstig artikel 58, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060;
- d)
betalingen van beheersvergoedingen en vergoedingen van de beheerskosten betaald door de instanties die het financieringsinstrument implementeren.
Indien een financieringsinstrument wordt uitgevoerd over opeenvolgende programmeringsperioden heen, kan steun worden verstrekt aan of ten voordele van eindontvangers, inclusief beheerskosten en -vergoedingen, op basis van tijdens de vorige programmeringsperiode gesloten overeenkomsten, mits die steun voldoet aan de subsidiabiliteitsregels van de daaropvolgende programmeringsperiode. In die gevallen wordt de subsidiabiliteit van in uitgavendeclaraties ingediende uitgaven bepaald volgens de regels van de betrokken programmeringsperiode.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), geldt dat, indien de entiteit die de garanties ontvangt het geplande bedrag aan nieuwe leningen of investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen niet in overeenstemming met de multiplicatorratio aan eindontvangers heeft uitgekeerd, de subsidiabele uitgaven evenredig worden verminderd. De multiplicatorratio kan worden herzien indien latere veranderingen van de marktomstandigheden dat rechtvaardigen. Een dergelijke herziening heeft geen terugwerkende kracht.
Voor de toepassing van dit lid, eerste alinea, punt d), zijn de beheersvergoedingen prestatiegericht. Indien instanties die een holdingfonds uitvoeren, geselecteerd worden middels de rechtstreekse gunning van een overeenkomst op grond van artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060, is het bedrag van de aan deze instanties betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat als subsidiabele uitgave kan worden gedeclareerd, onderworpen aan een drempel van maximaal 5 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van leningen of die voor garantieovereenkomsten zijn gereserveerd, en van maximaal 7 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van investeringen in eigen vermogen en quasi-eigenvermogen.
Indien instanties die een specifiek fonds uitvoeren, geselecteerd worden middels de rechtstreekse gunning van een overeenkomst op grond van artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060, is het bedrag van de aan deze instanties betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat als subsidiabele uitgave kan worden gedeclareerd, onderworpen aan een drempel van maximaal 7 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van leningen of die voor garantieovereenkomsten zijn gereserveerd, en van maximaal 15 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt d), geldt dat, wanneer instanties die een holdingfonds of specifieke fondsen uitvoeren, door middel van een openbare aanbesteding zijn geselecteerd in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, het bedrag van de beheerskosten en -vergoedingen wordt vastgesteld in de financieringsovereenkomst en het uitdrukking geeft aan het resultaat van de openbare aanbesteding.
Afsluitprovisies die geheel of gedeeltelijk aan eindontvangers worden berekend, gelden niet als subsidiabele uitgave.