Einde inhoudsopgave
Faillissementswet
Artikel 241a [Afkoelingsperiode]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
23-11-2022, Stb. 2022, 491 (uitgifte: 08-12-2022, kamerstukken: 36040)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-2022, Stb. 2022, 492 (uitgifte: 08-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Surseance van betaling
1.
De rechtbank kan op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve bij schriftelijke beschikking een afkoelingsperiode afkondigen, waarin elke bevoegdheid van derden, met uitzondering van boedelschuldeisers, tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot de opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden, voor een periode van ten hoogste twee maanden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechter-commissaris. De rechtbank kan deze periode eenmaal verlengen met een periode van ten hoogste twee maanden.
2.
De rechtbank kan haar beschikking beperken tot bepaalde derden en daaraan voorwaarden verbinden. De rechter-commissaris kan voorwaarden verbinden aan een door hem gegeven machtiging van een derde tot uitoefening van een aan deze toekomende bevoegdheid.
3.
Indien een derde ter zake van zijn bevoegdheid een redelijke termijn aan de curator stelt, wordt deze termijn geschorst tijdens de afkoelingsperiode.
4.
De afkoelingsperiode kan ook op verlangen van de schuldenaar worden afgekondigd door de rechter die de surseance verleent. De afkoelingsperiode die wordt afgekondigd met de verlening van de surseance wordt geacht te zijn ingegaan bij de aanvang van de dag waarop de surseance voorlopig is verleend.