Einde inhoudsopgave
Denemarken en het Verdrag betreffende de Europese Unie (92/C 348/01)
Bijlage 2 Verklaringen van de Europese Raad verklaring over sociale zaken, consumentenbescherming, milieu, inkomensverdeling
Geldend
Geldend vanaf 31-12-1992
- Bronpublicatie:
12-12-1992, PbEG 1992, C 348 (uitgifte: 31-12-1992, regelingnummer: 92/C348/01)
- Inwerkingtreding
31-12-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-1992, PbEG 1992, C 348 (uitgifte: 31-12-1992, regelingnummer: 92/C348/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Besluitvorming
1
Het Verdrag betreffende de Europese Unie belet geen enkele Lid-Staat strengere, met het EG-Verdrag verenigbare, beschermingsmaatregelen te handhaven of in te voeren:
- —
op het gebied van de arbeidsvoorwaarden en het sociaal beleid ( artikel 118 A, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 2, lid 5, van de Overeenkomst betreffende de sociale politiek gesloten tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk);
- —
ten einde een hoog niveau van consumentenbescherming te bereiken ( artikel 129 A, lid 3, van het EG-Verdrag);
- —
ten einde de doelstellingen inzake milieubescherming na te streven ( artikel 130 T van het EG-Verdrag).
2
De bepalingen die bij het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn ingevoerd, inclusief die met betrekking tot de Economische en Monetarie[lees: Monetaire] Unie, bieden elke Lid-Staat de mogelijkheid zijn eigen beleid inzake inkomensverdeling te voeren en zijn sociale uitkeringen te handhaven of te verbeteren.
Verklaring over defensie
De Europese Raad neemt er nota van dat Denemarken zal afzien van zijn recht op uitoefening van het Voorzitterschap van de Unie, telkens wanneer een kwestie aan de orde is waarbij besluiten en maatregelen van de Unie met implicaties op defensiegebied moeten worden uitgewerkt en tenuitvoergelegd. De normale voorschriften die gelden voor vervanging van de Voorzitter als deze niet in staat is zijn functie uit te oefenen, zijn van toepassing. Deze voorschriften gelden ook met betrekking tot de vertegenwoordiging van de Unie in internationale organisaties, op internationale conferenties en bij derde landen.