Einde inhoudsopgave
Denemarken en het Verdrag betreffende de Europese Unie (92/C 348/01)
Bijlage 1 Besluit van de Staatshoofden en Regeringsleiders, in het kader van de Europese Raad bijeen, betreffende bepaalde problemen die Denemarken met betrekking tot het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de orde heeft gesteld
Geldend
Geldend vanaf 31-12-1992
- Bronpublicatie:
12-12-1992, PbEG 1992, C 348 (uitgifte: 31-12-1992, regelingnummer: 92/C348/01)
- Inwerkingtreding
31-12-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-1992, PbEG 1992, C 348 (uitgifte: 31-12-1992, regelingnummer: 92/C348/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Besluitvorming
De Staatshoofden en Regeringsleiders, in het kader van de Europese Raad bijeen, waarvan de Regeringen ondertekenaars zijn van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarbij onafhankelijke en soevereine Staten in vrijheid en in overeenstemming met de bestaande Verdragen besloten hebben sommige van hun bevoegdheden gezamenlijk uit te oefenen,
- —
verlangend bijzondere problemen die momenteel specifiek voor Denemarken bestaan en die door dit land in het Memorandum ‘Denemarken in Europa’ van 30 oktober 1992 aan de orde zijn gesteld, in overeenstemming met het Verdrag betreffende de Europese Unie te regelen,
- —
rekening houdend met de conclusies van de Europese Raad te Edinburgh over subsidiariteit en transparantie,
- —
nota nemend van de verklaringen van de Europese Raad te Edinburgh over Denemarken,
- —
na kennis te hebben genomen van de bij dezelfde gelegenheid afgelegde unilaterale verklaringen van Denemarken die de akte van bekrachtiging van dit land vergezellen,
- —
nota nemend van het feit dat Denemarken niet voornemens is zodanig van de volgende bepalingen gebruik te maken dat nauwer samenwerken en optreden van de Lid-Staten in overeenstemming met het Verdrag en binnen het kader van de Unie en haar doelstellingen wordt verhinderd,
Hebben overeenstemming bereikt over het volgende besluit:
Deel A. Burgerschap
De bepalingen van het tweede deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende het burgerschap van de Unie geven de onderdanen van de Lid-Staten aanvullende rechten en bescherming, zoals bepaald in dat deel. Deze komen op generlei wijze in de plaats van het nationale burgerschap. De vraag of iemand de nationaliteit van een Lid-Staat bezit, zal uitsluitend worden beantwoord door verwijzing naar het nationale recht van de betrokken Lid-Staat.
Deel B. Economische en Monetaire Unie
1
Het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken geeft Denemarken het recht de Raad van de Europese Gemeenschappen in kennis te stellen van zijn standpunt betreffende de deelneming aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie. Denemarken heeft er kennis van gegeven dat het niet aan de derde fase zal deelnemen. Deze kennisgeving wordt van kracht op het tijdstip waarop dit besluit van kracht wordt.
2
Denemarken zal derhalve niet deelnemen aan de invoering van één munt en niet gebonden zijn door de regels betreffende het economisch beleid die alleen gelden voor de Lid-Staten die deelnemen aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie. Denemarken behoudt zijn bestaande bevoegdheden op het gebied van het monetaire beleid overeenkomstig zijn nationale wetten en regelingen, met inbegrip van de bevoegdheden van de Nationale Bank van Denemarken op het gebied van het monetaire beleid.
3
Denemarken zal volledig deelnemen aan de tweede fase van de Economische en Monetaire Unie en blijven deelnemen aan de wisselkoerssamenwerking in het kader van het Europees Monetair Stelsel (EMS).
Deel C. Defensiebeleid
De Staatshoofden en Regeringsleiders nemen er nota van dat Denemarken op uitnodiging van de Westeuropese Unie (WEU) waarnemer bij die Organisatie is geworden. Zij nemen er tevens nota van dat niets in het Verdrag betreffende de Europese Unie Denemarken ertoe verbindt lid van de WEU te worden. Denemarken neemt derhalve niet deel aan de uitwerking en tenuitvoerlegging van besluiten en maatregelen van de Unie die implicaties hebben op defensiegebied, maar zal de ontwikkeling van nauwere samenwerking tussen de Lid-Staten op dit gebied niet verhinderen.
Deel D. Justitie en binnenlandse zaken
Denemarken zal volledig deelnemen aan de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken op basis van de bepalingen van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Deel E. Slotbepalingen
1
Dit besluit wordt van kracht op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie; ten aanzien van de geldigheidsduur van dit besluit is het bepaalde in artikel Q en artikel N, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing.
2
Denemarken kan te allen tijde, overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen, de andere Lid-Staten ervan in kennis stellen dat het zich niet langer wenst te beroepen op het geheel of een gedeelte van dit besluit. In dat geval zal Denemarken volledig alle in het kader van de Europese Unie genomen relevante maatregelen toepassen die dan van kracht zijn.