Einde inhoudsopgave
Besluit lijfrenten in de winstsfeer (verzamelbesluit)
3.3.2 Overdracht buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen; lijfrentepremieaftrek?
Geldend
Geldend vanaf 26-01-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 17-12-2021
- Bronpublicatie:
17-12-2021, Stcrt. 2022, 690 (uitgifte: 25-01-2022, regelingnummer: 2021-236684)
- Inwerkingtreding
26-01-2022, terugwerkend tot: 17-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2021, Stcrt. 2022, 690 (uitgifte: 25-01-2022, regelingnummer: 2021-236684)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
Bij de overdracht van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen in het kader van staking kan in bepaalde situaties wettelijk gezien geen fiscaal gefaciliteerde lijfrente worden bedongen. Ik verwijs hiervoor naar onderstaand voorbeeld.
Voorbeeld
Vader en zoon A drijven samen een vof (winstverdeling 50:50). Het bedrijfspand behoort tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van de vader. Vader wenst zijn firma-aandeel over te dragen aan zoon B. Tevens wenst hij tegelijkertijd het bedrijfspand over te dragen aan beide zonen (ieder voor een gelijk deel).
Vader kan een gefaciliteerde lijfrente bedingen bij zoon B voor de stakingswinst die hij heeft behaald op de overdracht van zijn onderneming (artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wet IB 2001). In dit geval wordt tot de overdracht van de onderneming ook gerekend, de winst behaald bij de overdracht van 50% van het bedrijfspand aan zoon B. Maar vader kan geen gefaciliteerde lijfrente bedingen voor de stakingswinst die hij behaalt op de overdracht van het aandeel in de eigendom van het bedrijfspand aan zoon A, omdat genoemd vermogensbestanddeel geen deel uitmaakt van de overdracht van (een gedeelte van) zijn onderneming aan die zoon.
Goedkeuring
Ik keur echter goed dat in deze situatie vader voor de stakingswinst ter zake van de overdracht van het gedeelte in het bedrijfspand bij zoon A een lijfrente kan bedingen als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001.