Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Invordering (V)
1.
Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 27 genoemde belastingen en heffingen verschuldigd door:
- a.
een natuurlijk persoon die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefent, zijn de afdelingen 1, 2 en 5 van overeenkomstige toepassing;
- b.
een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, zijn de afdelingen 1, 3, 4 en 5 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien door de provinciale staten, de gemeenteraad of het algemeen bestuur van het waterschap daartoe is besloten, met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 27, onderdeel a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, bedoelde belastingen en heffingen die geen verband houden met de uitoefening van dat bedrijf of beroep, de afdelingen 1, 2 en 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
- c.
een rechtspersoon zijn de afdelingen 1, 3 en 5 van overeenkomstige toepassing.
2.
Waar in artikel 9, tweede lid, en in afdeling 5 sprake is van directeur wordt voor:
- a.
provinciale belastingen gelezen: gedeputeerde staten;
- b.
gemeentelijke belastingen gelezen: het college van burgemeester en wethouders;
- c.
waterschapsbelastingen gelezen: het dagelijks bestuur;
- d.
de geluidsheffing burgerluchtvaart gelezen: de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
3.
Indien door de provinciale staten, de gemeenteraad of het algemeen bestuur van het waterschap daartoe is besloten, worden met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 27, onderdeel a, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c, bedoelde belastingen en heffingen in afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid, mede in aanmerking genomen de overeenkomstig artikel 1.7, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalde kosten van kinderopvang verminderd met de kinderopvangtoeslag of met de tegemoetkoming van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de te betalen kosten van kinderopvang, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van die wet.