Einde inhoudsopgave
Jeugdwet
Artikel 4.1.8a [Nietigheid zwijgbeding]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
22-06-2022, Stb. 2022, 283 (uitgifte: 06-07-2022, kamerstukken: 35771)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-10-2022, Stb. 2022, 391 (uitgifte: 14-10-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Veiligheid en Justitie
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Jeugdbeleid / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- –
incident: niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp of van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot schade bij de jeugdige of de ouder;
- –
contractspartij:
- a.
jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling, bij of voor de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling werkzame natuurlijke persoon of rechtspersoon, jeugdhulpverlener of pleegouder;
- b.
jeugdige, ouder, ouder zonder gezag, voogd, degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de jeugdige uitoefent, pleegouder, wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige, curator of mentor van een betrokkene als bedoeld in artikel 7.3.15, tweede lid, persoon als bedoeld in artikel 7.3.15, derde lid, of nabestaande van een betrokkene als bedoeld in artikel 7.3.1, tweede lid.
2.
Elk beding in een door contractspartijen gesloten overeenkomst dat het recht beperkt of ontneemt om informatie over een incident openbaar te maken of aan een derde te verstrekken, is nietig.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing:
- a.
voor zover het beding is overeengekomen ter uitvoering van een daartoe strekkend wettelijk voorschrift;
- b.
op bedingen die overeengekomen zijn voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel.