Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 9.25 (kabel of leiding in een sleuf in langsligging)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Met het oog op een veilig en doelmatig gebruik van de hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg wordt een kabel of leiding in een sleuf, koker of goot op een diepte van ten minste 0,6 m gelegd.
2.
Kabels en leidingen worden zoveel mogelijk geconcentreerd en gebundeld gelegd.
3.
Als een kabel of leiding parallel aan andere kabels, leidingen of beschermbuizen wordt gelegd, wordt deze op een afstand van ten minste 0,2 m vanaf die kabels, leidingen of beschermbuizen gelegd, gemeten vanaf de buitenzijde van de kabel of leiding.
4.
Als andere kabels of leidingen worden gekruist:
- a.
wordt de kabel of leiding onder de bestaande kabels en leidingen aangelegd;
- b.
wordt de kabel of leiding op een afstand van ten minste 0,2 m vanaf de bestaande kabels en leidingen gelegd, gemeten vanaf de buitenzijde van de kabel, leiding of beschermbuis; en
- c.
wordt de kabel of leiding aangelegd in een beschermbuis als de afstand tot de bestaande kabels, leidingen of mantelbuizen minder dan 0,8 m is, waarbij de buitenzijde van de beschermbuis tot ten minste 0,8 m voorbij de buitenzijde van de bestaande kabels, leidingen of beschermbuizen reikt.