Einde inhoudsopgave
Dierproevenregeling 2014
Bijlage 6 Opleidingseisen met betrekking tot de persoon die het project en de dierproef opzet
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2014
- Bronpublicatie:
03-12-2014, Stcrt. 2014, 34746 (uitgifte: 05-12-2014, regelingnummer: WJZ/13149501)
- Inwerkingtreding
18-12-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2014, Stb. 2014, 476 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met het Dierproevenbesluit 2014 (26-11-2014, Stb. 475).
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
behorende bij artikel 5 van de dierproevenregeling 2014
De cursus proefdierkunde bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Dierproevenbesluit 2014, voor de persoon die het project en de dierproef opzet als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de dierproeven, voldoet aan de volgende minimumeisen:
Element bedoeld in bijlage V van de richtlijn | Te verwerven competentie in de cursus proefdierkunde |
---|---|
toepasselijke nationale wetgeving inzake aanschaf, houderij, verzorging en gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden | kennis van de wetgeving omtrent het gebruik van proefdieren |
ethiek in verband met de relatie tussen mens en dier, de intrinsieke waarde van het leven en argumenten voor en tegen het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden | kennis van de basisbeginselen van het ethische afwegingsproces met betrekking tot dierproeven |
basisbiologie en passende soortspecifieke biologie met betrekking tot anatomie, fysiologische kenmerken, fokken, genetica en genetische manipulatie | kennis van de anatomische, fysiologische en ethologische kenmerken van de meest gebruikte proefdieren in relatie tot een juiste proefdierkeuze en inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van biologische standaardisatie van proefdieren |
diergedrag, houderij en milieuverrijking | kennis van de eisen die proefdieren stellen aan huisvesting, voeding en verzorging, in het bijzonder met betrekking tot de bevordering van het welzijn van de dieren, kennis van hygiënische maatregelen en barrieresystemen en kennis van veiligheid en gezondheidsrisico’s bij het werken met proefdieren |
soortspecifieke omgangsmethoden en procedures, indien passend | de benodigde kennis voor een verantwoorde wijze van omgang met en hanteren van proefdieren, kennis van de verschillende wijzen van afnemen van lichaamsvloeistoffen en van een aantal andere veel gebruikte experimentele technieken |
beheer van diergezondheid en hygiëne | kennis van de mogelijke invloed van ziekten bij proefdieren en kennis van gezondheidsbewaking |
herkenning van soortspecifieke symptomen van angst, pijn en lijden bij de meest voorkomende laboratoriumsoorten | kennis van herkenning van pijn en ongerief |
verdoving, pijnverlichtingsmethoden en doden | kennis van de belangrijkste vormen van anesthesie, analgesie en euthanasie die bij diverse proefdiersoorten kunnen worden gebruikt |
gebruik van humane eindpunten | kennis van het definiëren en toepassen van humane eindpunten |
eis tot vervanging, vermindering en verfijning | kennis van de mogelijkheden van alternatieven voor proefdieren |
opzetten van procedures en projecten | kennis van de mogelijkheden die de statistiek biedt om het proefdiergebruik te optimaliseren; kennis van omgevings- en experimentele factoren die van invloed kunnen zijn op het onderzoek en kennis van kwaliteitsbewaking; kennis van hulpmiddelen voor het zoeken naar alternatieven, bijvoorbeeld de EURL-ECVAM Search Guide en Go3Rs; kennis van methoden van synthesis of evidence, bijvoorbeeld systematic reviews en meta-analyse |
overig: kennis van hygiënische maatregelen en barrièresystemen, kennis van veiligheid en gezondheidsrisico’s bij het werken met proefdieren, kennis van de verschillende wijzen van afnemen van lichaamsvloeistoffen en van een aantal andere veel gebruikte experimentele technieken (o.a. injectietechnieken, orale toediening en catheterisatie) | |
soortspecifiek: • kennis van de soortspecifieke biologie met betrekking tot anatomie, fysiologische kenmerken, fokken, genetica en genetische manipulatie. • kennis van soortspecifieke omgangsmethoden en procedures. • kennis van soortspecifiek diergedrag, • kennis voor de soortspecifieke verantwoorde wijze van omgang met en hanteren van proefdieren, (alsmede enige praktische handvaardigheid hiermee heeft opgedaan.) • kennis genomen van de verschillende wijzen van afnemen van lichaamsvloeistoffen en van een aantal andere veel gebruikte experimentele technieken bij de te gebruiken soort (o.a. injectietechnieken, orale toediening en catheterisatie), alsmede enige praktische handvaardigheid hiermee heeft opgedaan. • Kennis opgedaan met betrekking tot herkenning van soortspecifieke symptomen van angst, pijn en lijden en het toepassen van humane eindpunten. • kennis genomen van de soortspecifieke vormen van anesthesie, analgesie en euthanasie • kennis van de soortspecifieke eisen die proefdieren stellen aan huisvesting, voeding en verzorging, in het bijzonder met betrekking tot de bevordering van het welzijn van de dieren. |