Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 10a.29 Overgangsbepaling oudedagsreserve
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2023.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting / Winst
1.
Met betrekking tot een op 31 december 2022, dan wel, indien de winst wordt bepaald over een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar, het einde van het laatste boekjaar dat is aangevangen vóór 1 januari 2023 bestaande oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.53, eerste lid, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2022, blijven de artikelen 3.70, 3.71, 3.72, tweede en derde lid, en 3.73, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, zoals deze luidden op 31 december 2022, van toepassing.
2
In afwijking van artikel 3.18, vierde lid, onderdeel d, wordt, voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid, voor de beoordeling of is voldaan aan de normeringen en beperkingen, bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, verstaan onder pensioengevend loon: pensioengevend inkomen, bestaande uit de winst uit onderneming vóór afneming van de oudedagsreserve en, voor de dienstjaren 2023 tot en met 2026, vóór toevoeging aan de oudedagsreserve, en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het dienstjaar, waarbij het pensioengevend inkomen ten minste wordt gesteld op nihil en waarbij onder dienstjaar wordt verstaan het jaar, bedoeld in artikel 3.18, vierde lid, onderdeel c.
3
Artikel 3.59, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van de ontbinding van een huwelijksgemeenschap, bedoeld in artikel 3.59, eerste lid, overgaat naar de langstlevende echtgenoot of gewezen echtgenoot van de belastingplichtige en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
4
Artikel 3.62, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van het overlijden van de belastingplichtige overgaat op diens partner en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
5
Artikel 3.63, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid voor zover deze in het kader van de overdracht van een onderneming, bedoeld in artikel 3.63, eerste lid, overgaat op de partner van de belastingplichtige en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen, bedoeld in artikel 3.71, zoals dat luidde op 31 december 2022, waarmee deze de onderneming voortzet of mede voortzet.
6
Artikel 3.65, eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid.
7
In aanvulling op artikel 3.79, eerste lid, geldt de stakingsaftrek ook voor de ondernemer die als ondernemer in het kalenderjaar winst behaalt door een afneming van een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid na een geruisloze doorschuiving of omzetting als bedoeld in artikel 3.59, tweede lid, artikel 3.62, artikel 3.63, onderscheidenlijk artikel 3.65, waarbij zonder die geruisloze doorschuiving of omzetting sprake zou zijn van het staken van een gehele onderneming.
8
In aanvulling op artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, behoort tot de bedragen, bedoeld in dat onderdeel, ook het bedrag, bedoeld in het twaalfde lid.
9
In afwijking van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, is het daarin bedoelde maximale bedrag voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid het bedrag van de met of bij de overdracht van een onderneming of een gedeelte van een onderneming behaalde winst en het bedrag van de afnemingen van die oudedagsreserve volgens artikel 3.70, zoals dat luidde op 31 december 2022, in het jaar van de overdracht.
10
In afwijking van artikel 3.127, derde lid, onderdeel a, behoort voor een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid tot de premiegrondslag, bedoeld in genoemd derde lid, het bedrag van de winst uit onderneming in het voorafgaande kalenderjaar vóór afneming van die oudedagsreserve en, voor de premiegrondslag in de jaren 2023 en 2024, vóór toevoeging aan die oudedagsreserve, en vóór de ondernemersaftrek.
11
In aanvulling op artikel 3.127, eerste lid, wordt voor de jaren 2023 en 2024 de uitkomst van de berekening, bedoeld in dat lid, ook verminderd met het bedrag waarmee de toevoeging aan de oudedagsreserve in het voorafgaande kalenderjaar overtreft de afneming van die reserve bij het einde van dat kalenderjaar volgens artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op 31 december 2022.
12
Een belastingplichtige met een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid kan, vanwege de omzetting van die oudedagsreserve in een lijfrente, premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, in samenhang met het achtste lid van dit artikel, in aanmerking nemen tot een gezamenlijk bedrag van ten hoogste het bedrag van de afneming in het kalenderjaar van die reserve volgens artikel 3.70, eerste lid, onderdeel a, zoals dat luidde op 31 december 2022.
13
In aanvulling op artikel 3.129, derde lid, behoren tot het bedrag aan reeds opgebouwde voorzieningen, bedoeld in dat lid, ook het bedrag van een oudedagsreserve als bedoeld in het eerste lid bij de aanvang van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 3.129, eerste lid, en de bedragen die op grond van het twaalfde lid en artikel 3.128, zoals dat luidde op 31 december 2022, in de aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaren in aanmerking zijn genomen.
14
In aanvulling op artikel 3.130, tweede lid, kan een belastingplichtige ook premies als bedoeld in het twaalfde lid die binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar door hem zijn betaald of verrekend, naar bij de aangifte gemaakte keuze nog aanmerken als premies die zijn betaald of verrekend in het kalenderjaar.
15
In afwijking van artikel 3.131, derde lid, is artikel 3.131, eerste lid, niet van toepassing voor zover de premies, bedoeld in artikel 3.131, eerste lid, meer bedragen dan op grond van het twaalfde lid en artikel 3.129 is toegestaan.