Einde inhoudsopgave
Reïntegratiebesluit
Artikel 15b Inkomenstoets bij inschakeling in en ondersteuning bij arbeid als zelfstandige
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
17-12-2009, Stb. 2009, 591 (uitgifte: 30-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2009, Stb. 2009, 590 (uitgifte: 30-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Dit artikel treedt tegelijk in werking met de wet van 03-12-2009, Stb. 589.
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid re-integratie / Algemeen
1.
Voorzieningen als bedoeld in de artikelen 14 en 15a worden niet verleend of worden beëindigd, indien het inkomen van de persoon die de voorziening aanvraagt of aan wie de voorziening is verleend, in het vierde kalenderjaar dan wel een daarop volgend jaar, na de aanvang van de arbeid als zelfstandige, meer bedraagt dan 261 maal 157% van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
2.
Indien het inkomen van de persoon, bedoeld in het eerste lid, in betekenende mate aan fluctuaties onderhevig is, wordt voor de toepassing van dat artikellid de som van het inkomen over het in dat artikellid bedoelde kalenderjaar en het inkomen over de twee daaraan voorafgaande kalenderjaren gedeeld door drie.
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze van vaststelling van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, waarbij kan worden bepaald dat bij de vaststelling van het inkomen mede in aanmerking wordt genomen het inkomen van de echtgenoot, de partner of een ander gezinslid van de in het eerste lid bedoelde persoon.
4.
Beëindiging van de voorziening wegens overschrijding van de inkomensgrens, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats met ingang van de datum gelegen zes maanden nadat de persoon aan wie de voorziening is verleend van de voorgenomen beëindiging in kennis is gesteld.
5.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van vervoersvoorzieningen ten aanzien waarvan op grond van artikel 5, vierde lid, onderdeel c, is bepaald dat artikel 5, eerste lid, daarop niet van toepassing is.