Einde inhoudsopgave
Wet zeevarenden
Artikel 55p
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Redactionele toelichting
Indien ingevolge enig wettelijk voorschrift: a. over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen van een regeling advies moet worden gevraagd of extern overleg moet worden gevoerd, b. van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven, c. een regeling niet eerder in werking kan treden dan nadat sedert haar vaststelling of bekendmaking een bepaalde termijn is verstreken, d. een regeling bij de wet moet worden goedgekeurd, e. door of namens een van de Kamers van de Staten-Generaal of een aantal leden daarvan kan worden verlangd dat het onderwerp of de inwerkingtreding van de regeling bij de wet wordt geregeld, of f. de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden gedaan door een andere minister dan Onze Minister van Justitie, geldt dat voorschrift niet ten aanzien van het Aanpassingsbesluit vierde tranche Awb. Onderdeel a is niet van toepassing op het horen van de Raad van State.
- Bronpublicatie:
25-06-2009, Stb. 2009, 265 (uitgifte: 30-06-2009, kamerstukken: 31124)
13-04-2004, Stb. 2004, 208 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken: 28803)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2009, Stb. 2009, 563 (uitgifte: 23-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
De inwerkingtreding van deze wijziging is gelijkgesteld met de inwerkingtreding van dit artikel (13-04-2004, Stb. 208). Inwerkingtreding voorheen: 01-07-2009, vastgesteld bij het KB van 25-06-2009, Stb. 266.
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Het tuchtcollege kan, indien het van oordeel is dat een tegen een kapitein of een scheepsofficier gerezen bezwaar gegrond is, een of meer van de volgende tuchtmaatregelen opleggen:
- a.
waarschuwing;
- b.
berisping;
- c.
geldboete van ten hoogste € 4 500;
- d.
schorsing van de vaarbevoegdheid voor een periode van ten hoogste twee jaren.
2.
Bij het opleggen van een of meer van de in het eerste lid genoemde tuchtmaatregelen kan het tuchtcollege tevens bepalen dat zijn beslissing, al dan niet met vermelding van de gronden waarop zij berust, in een of meer in de beslissing aangewezen tijdschriften of nieuwsbladen openbaar zal worden gemaakt.
3.
Bij het opleggen van een geldboete bepaalt het tuchtcollege de termijn of de termijnen, waarbinnen de geldboete moet worden voldaan. De te betalen geldsommen komen toe aan de Staat. Betaling van de geldsom geschiedt aan Onze Minister. Voor de toepassing van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de uitspraak van het tuchtcollege aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 4:86 van die wet.
4.
Bij het opleggen van de tuchtmaatregelen, genoemd in het eerste lid, onder c en d, kan het tuchtcollege bepalen dat deze geheel of ten dele niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij het tuchtcollege bij een latere beslissing anders mocht bepalen op grond van het feit dat de betrokken kapitein of scheepsofficier zich voor het einde van een bij die oplegging te bepalen proeftijd van ten hoogste twee jaren heeft gedragen in strijd met de zorg die hij als een goed zeeman in acht behoort te nemen ten opzichte van de opvarenden, het schip, de lading, het milieu of het scheepvaartverkeer.
5.
De tuchtmaatregelen, genoemd in het eerste lid onder c en d, en de bijkomende maatregel van openbaarmaking, genoemd in het tweede lid, kunnen eerst worden ten uitvoer gelegd nadat de beslissing van het tuchtcollege onherroepelijk is geworden.