Einde inhoudsopgave
Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11999 (uitgifte: 26-04-2023, regelingnummer: WJZ/26331633)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11999 (uitgifte: 26-04-2023, regelingnummer: WJZ/26331633)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op producenten die:
- a.
met biomassa duurzame elektriciteit produceren met een productie-installatie, of met meerdere vergelijkbare productie-installaties, waarvan het totale nominaal elektrisch vermogen groter is dan 2MW;
- b.
met biomassa, niet bestaande uit uitsluitend één soort naar zijn aard zuiver biogas, duurzame elektriciteit produceren;
- c.
met biomassa thermische energie uit hernieuwbare bronnen produceren met een productie-installatie waarvan het nominaal vermogen groter is dan 3 MWth;
- d.
met biomassa gas uit hernieuwbare energiebronnen produceren;
- e.
elektriciteit produceren met verschillende typen niet hernieuwbare brandstoffen.
2.
Uiterlijk vier maanden na afloop van het kalenderjaar overlegt een producent aan de minister een door de producent opgestelde beheersverklaring die betrekking heeft op dat kalenderjaar of een assurancerapport van een externe accountant dat betrekking heeft op dat kalenderjaar.
3.
Uit de beheersverklaring of uit het assurancerapport blijkt eenduidig:
- a.
per kalendermaand de hoeveelheid, aard en, in honderdsten van procenten nauwkeurig, de verhouding van de in de productie-installatie verwerkte brandstoffen;
- b.
of de door de producent op grond van artikel 11, vierde lid, meegedeelde percentages overeenstemmen met de verhouding van de onder a bedoelde brandstoffen.
4.
Indien op verzoek van de producent op de garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen de gegevens, bedoeld in artikel 24 derde lid, worden opgenomen, blijkt uit de beheersverklaring of uit het assurancerapport tevens dat deze gegevens overeenkomen met de gegevens uit de audit die is uitgevoerd op het toegepaste duurzaamheidssysteem.
5.
De door de producent opgestelde beheersverklaring, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld formulier.
6.
Indien de gegevens, bedoeld in het derde lid, onwaarschijnlijk zijn, kan de minister aanvullende informatie vragen.
7.
Indien uit de aanvullende informatie blijkt dat de gegevens, bedoeld in het derde lid, onwaarschijnlijk zijn of als de producent de aanvullende informatie niet binnen vier weken aanlevert, wordt de energie aangemerkt als niet-duurzaam.
8.
In afwijking van het zevende lid kan de minister op verzoek van een producent de in dat lid genoemde termijn verlengen indien de producent aantoont dat het onmogelijk is om aan deze termijn te voldoen.
9.
De minister kan door een van de producent onafhankelijke materiedeskundige een aanvullend onderzoek laten uitvoeren naar de juistheid en betrouwbaarheid van de door de producent aangeleverde informatie.
10.
De minister bepaalt het tijdstip waarop het aanvullende onderzoek wordt uitgevoerd en deelt dit tijdig aan de producent mee.
11.
Indien geen aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd op het door de minister bepaalde tijdstip, dan wel indien uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de biomassa niet aangemerkt kan worden als naar haar aard zuivere biomassa of naar zijn aard zuiver biogas, wordt de energie, opgewekt in het kalenderjaar waarin het aanvullende onderzoek wordt uitgevoerd, aangemerkt als niet-duurzaam.