Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 7.1 [Keuringseisen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
24-11-2017, Stcrt. 2017, 67488 (uitgifte: 01-12-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/284984)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2017, Stcrt. 2017, 67488 (uitgifte: 01-12-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2016/284984)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van Keuren | |
---|---|---|
1. | Een schadevoertuig moet na herstel voldoen aan de in dit artikel vermelde eisen. | - |
2. | De voor het betreffende voertuig opgenomen eisen in hoofdstuk 5, paragrafen 0, 1, 7, 8 en 10, zijn van toepassing. | De in hoofdstuk 5, paragrafen 0, 1, 7, 8 en 10, vermelde wijze van keuren is van toepassing. |
3. | Het chassis, frame dan wel de zelfdragende carrosserie moet de oorspronkelijke maatvoering hebben. | De maatvoering van het chassis dan wel de bodemplaat van de zelfdragende carrosserie wordt met daartoe bestemde meetapparatuur gemeten. De relevante meetpunten aan de onderzijde van het voertuig worden gecontroleerd. De toegestane afwijking van de meetpunten van de voertuigbodem bedraagt 10 mm in zowel de lengte-, breedte-, als hoogterichting. |
4. | De wielstanden moeten overeenkomen met de fabrieksgegevens. | De wielstanden worden met daartoe bestemde meetapparatuur gemeten. De volgende waarden worden vastgesteld:
Voor de sporing geldt een maximale afwijking van 0º30’ ten opzichte van de maximale fabriekstoleranties. Indien de fabriekstolerantie niet bekend is, mag de waarde links en rechts maximaal 1º verschillen. Voor de wielvlucht van elk wiel geldt een maximale afwijking van 0º30’ ten opzichte van de maximale fabriekstoleranties. Indien de fabriekstolerantie niet bekend is, mag de waarde links en rechts maximaal 1º verschillen. Voor de rijlijn geldt een maximale afwijking van 0º30’ ten opzichte van de maximale fabriekstoleranties. Indien de fabriekstolerantie niet bekend is, mag de waarde 1º zijn. |
5. | Indien elektronische veiligheidssystemen aanwezig zijn, moeten deze goed functioneren. | Leden 5 en 6: visuele controle. |
6. | De autogordels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zijn beschadigd. Indien gordelspanners geactiveerd zijn geweest, moeten deze zijn vervangen. | |
7. | De waarschuwingsinrichting van het antiblokkeersysteem mag geen defect aangeven. | Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd. |
8. | Op plaatsen waar is aangegeven dat zich een airbag bevindt, moet een niet geactiveerde airbag aanwezig zijn. | Visuele controle, indien mogelijk, door middel van het uitlezen van het elektronische systeem. |
9. | Het voertuig moet van deugdelijke bouw en inrichting zijn. | Visuele controle. |