Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 30 Coördinatie van vroegtijdige-interventiemaatregelen en aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder met betrekking tot groepen
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Inwerkingtreding
02-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien aan de voorwaarden voor het opleggen van eisen uit hoofde van artikel 27 of voor de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder overeenkomstig artikel 29 is voldaan met betrekking tot een Uniemoederonderneming, stelt de consoliderende toezichthouder de EBA in kennis en raadpleegt hij de andere bevoegde autoriteiten in het toezichtcollege.
2.
Ten vervolge op deze kennisgeving en raadpleging besluit de consoliderende toezichthouder eventueel tot het toepassen van de maatregelen van artikel 27 of de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder uit hoofde van artikel 29 voor de betrokken EU-moederonderneming, rekening houdend met het effect van deze maatregelen op de groepsentiteiten in andere lidstaten. De consoliderende toezichthouder stelt de andere bevoegde autoriteiten binnen het toezichtcollege alsook de EBA van het besluit in kennis.
3.
Indien aan de voorwaarden voor het opleggen van eisen uit hoofde van artikel 27 of voor de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder uit hoofde van artikel 29 is voldaan met betrekking tot een dochteronderneming van een EU-moederonderneming, stelt de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor toezicht op individuele basis en die voornemens is in overeenstemming met deze artikelen een maatregel te nemen, de EBA in kennis en raadpleegt zij de consoliderende toezichthouder.
Na ontvangst van de kennisgeving kan de consoliderende toezichthouder beoordelen welke gevolgen het opleggen van eisen uit hoofde van artikel 27 of het aanstellen van een tijdelijk bewindvoerder overeenkomstig artikel 29 naar verwachting op de betrokken instelling, de groep of de groepsentiteiten in andere lidstaten zal hebben. De bevoegde autoriteit wordt door de consoliderende toezichthouder binnen drie dagen van deze beoordeling in kennis gesteld.
Na deze kennisgeving en raadpleging besluit de bevoegde autoriteit eventueel tot het toepassen van maatregelen uit hoofde van artikel 27 of de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder uit hoofde van artikel 29. Daarbij wordt naar behoren rekening gehouden met een eventuele beoordeling van de consoliderende toezichthouder. De bevoegde autoriteit stelt de consoliderende toezichthouder en andere bevoegde autoriteiten binnen het toezichtcollege alsook de EBA van het besluit in kennis.
4.
Indien meerdere bevoegde autoriteiten voornemens zijn een tijdelijk bewindvoerder aan te stellen of een van de maatregelen van artikel 27 toe te passen voor meerdere instellingen in dezelfde groep, gaan de consoliderende toezichthouder en de andere betrokken bevoegde autoriteiten na of het de voorkeur verdient voor alle betrokken entiteiten dezelfde tijdelijk bewindvoerder aan te stellen, dan wel de toepassing van de maatregelen van artikel 27 op meerdere instellingen te coördineren teneinde oplossingen te faciliteren waarmee de financiële positie van de betrokken instelling wordt hersteld. De beoordeling neemt de vorm aan van een gezamenlijk besluit van de consoliderende toezichthouder en de andere betrokken bevoegde autoriteiten. Het gezamenlijk besluit wordt binnen vijf dagen na de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving genomen. Het gezamenlijk besluit wordt gemotiveerd en vastgelegd in een document dat door de consoliderende toezichthouder wordt verstrekt aan de EU-moederonderneming.
Op verzoek van de bevoegde autoriteiten kan de EBA overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 een bevoegde autoriteit assistentie verlenen bij het bereiken van overeenstemming.
Indien niet binnen vijf dagen een gezamenlijk besluit is genomen, kunnen de consoliderende toezichthouder en de bevoegde autoriteiten van de dochterondernemingen individuele besluiten nemen over de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder voor de instellingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn en over de toepassing van maatregelen van artikel 27.
5.
Indien een desbetreffende bevoegde autoriteit het niet eens is met het besluit waarvan overeenkomstig lid 1 of 3 kennis is gegeven, of indien geen gezamenlijk besluit is genomen als bedoeld in lid 4, kan de bevoegde autoriteit de zaak overeenkomstig lid 6 voorleggen aan de EBA.
6.
De EBA kan op verzoek van een bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten die voornemens zijn een of meer van de maatregelen in artikel 27, lid 1, onder a), van deze richtlijn met betrekking tot de punten 4, 10, 11 en 19 van deel A van de bijlage bij deze richtlijn, in artikel 27, lid 1, onder e), van deze richtlijn of in artikel 27, lid 1, onder g,) van deze richtlijn toe te passen, helpen bij het bereiken van overeenstemming.
7.
Het besluit van elke bevoegde autoriteit wordt gemotiveerd. In het besluit wordt rekening gehouden met de standpunten en voorbehouden van de andere bevoegde autoriteiten die zij gedurende de in lid 1 of lid 3 bedoelde raadplegingsperiode of de in lid 4 bedoelde periode van vijf dagen kenbaar hebben gemaakt alsook met het potentiële effect van het besluit op de financiële stabiliteit in de betrokken lidstaten. De besluiten worden aan de EU-moederonderneming verstrekt door de consoliderende toezichthouder en aan de dochterondernemingen door de respectieve bevoegde autoriteiten.
Indien een van de desbetreffende bevoegde autoriteiten in de in lid 6 van dit artikel bedoelde gevallen vóór het einde van de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde raadplegingsperiode of aan het einde van de in lid 4 van dit artikel bedoelde periode van vijf dagen de zaak overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de EBA heeft voorgelegd, stellen de consoliderende toezichthouder en de andere bevoegde autoriteiten hun besluit uit en wachten zij het besluit af dat de EBA overeenkomstig artikel 19, lid 3, van genoemde verordening kan nemen en nemen zij hun besluit in overeenstemming met het besluit van de EBA. De periode van vijf dagen wordt als de verzoeningsperiode in de zin van genoemde verordening beschouwd. De EBA neemt binnen drie dagen haar besluit. De zaak wordt niet meer aan de EBA voorgelegd na het einde van de periode van vijf dagen of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.
8.
Indien de EBA niet binnen drie dagen een besluit heeft genomen, zijn de overeenkomstig lid 1, lid 3 of lid 4, tweede alinea, genomen individuele besluiten van toepassing.