Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 29 Tijdelijk bewindvoerder
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Inwerkingtreding
02-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 173 (uitgifte: 12-06-2014, regelingnummer: 2014/59/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de in artikel 28 bedoelde vervanging van het hogere management of het leidinggevend orgaan niet volstaat om de situatie te verhelpen, dragen de lidstaten er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten een of meer tijdelijk bewindvoerders van de instelling kunnen aanstellen. De bevoegde autoriteiten kunnen een tijdelijk bewindvoerder aanstellen die, naargelang van de omstandigheden, het bestuur van de instelling tijdelijk vervangt, dan wel tijdelijk met het bestuur van de instelling samenwerkt; de bevoegde autoriteit deelt bij de aanstelling van de bestuurder mee welke optie zij verkiest. Indien de bevoegde autoriteit de tijdelijk bewindvoerder aanstelt om met het bestuur van de instelling samen te werken, deelt zij bij de aanstelling mee welke rol, taken en bevoegdheden aan de tijdelijk bewindvoerder worden toegekend, en aan welke regels aangaande het raadplegen van de tijdelijk bewindvoerder of het verkrijgen van diens goedkeuring het bestuur van de instelling zich dient te houden alvorens bepaalde besluiten of maatregelen te nemen. De bevoegde autoriteit moet de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder openbaar maken, tenzij de tijdelijk bewindvoerder geen bevoegdheid heeft om de instelling te vertegenwoordigen. De lidstaten waarborgen voorts dat de tijdelijk bewindvoerder de vereiste kwalificaties, vaardigheden en kennis heeft om zijn functies uit te oefenen en geen conflicterende belangen heeft.
2.
Welke bevoegdheden de tijdelijk bewindvoerder heeft, wordt bij zijn aanstelling door de bevoegde autoriteit naargelang van de omstandigheden bepaald. Deze bevoegdheden kunnen sommige of alle bevoegdheden omvatten die het bestuur van de instelling krachtens de statuten van de instelling en het nationale recht heeft, met inbegrip van de bevoegdheid om sommige of alle bestuurlijke taken van het bestuur van de instelling uit te oefenen. De bevoegdheden van de tijdelijk bewindvoerder met betrekking tot de instelling moeten voldoen aan het toepasselijke vennootschapsrecht.
3.
De rol en de taken van de tijdelijk bewindvoerder worden bij diens aanstelling omschreven door de bevoegde autoriteit, en kunnen onder meer het volgende omvatten: het beoordelen van de financiële positie van de instelling, de gedeeltelijke of volledige bedrijfsvoering van de instelling met als doel de financiële positie ervan te vrijwaren of te herstellen en het nemen van maatregelen om de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de instelling te herstellen. De bevoegde autoriteit bakent bij de aanstelling van de tijdelijk bewindvoerder de grenzen van diens rol en taken af.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de exclusieve bevoegdheid hebben om de tijdelijk bewindvoerder aan te stellen en van zijn functie te ontheffen. De bevoegde autoriteit kan de tijdelijk bewindvoerder te allen tijde om welke reden dan ook van zijn functie ontheffen. De bevoegde autoriteit kan de aanstellingsvoorwaarden voor een tijdelijk bewindvoerder te allen tijde wijzigen, met inachtneming van dit artikel.
5.
De bevoegde autoriteit kan eisen dat voor bepaalde handelingen van een tijdelijk bewindvoerder haar voorafgaande goedkeuring is vereist. Deze vereisten worden door de bevoegde autoriteit bij de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder, of bij een eventuele wijziging van de voorwaarden voor diens aanstelling nader omschreven.
Hoe dan ook mag de tijdelijk bewindvoerder de bevoegdheid om de algemene aandeelhoudersvergadering van de instelling bijeen te roepen en de agenda van die vergadering vast te stellen alleen uitoefenen na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.
6.
De bevoegde autoriteit kan eisen dat een tijdelijk bewindvoerder met tussenpozen die door de bevoegde autoriteit worden vastgesteld, en aan het einde van zijn mandaat verslagen opstelt over de financiële positie van de instelling en over de handelingen die hij gedurende zijn mandaat heeft verricht.
7.
Een tijdelijk bewindvoerder wordt aangesteld voor niet meer dan een jaar. Deze periode kan in uitzonderlijke situaties worden verlengd indien de voorwaarden voor het aanstellen van de tijdelijk bewindvoerder nog steeds gelden. Het is de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit om uit te maken of het in de heersende omstandigheden passend is een tijdelijk bewindvoerder te handhaven en om een dergelijk besluit aan de aandeelhouders te verantwoorden.
8.
De aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder laat, onder voorbehoud van dit artikel, de rechten van de aandeelhouders overeenkomstig het vennootschapsrecht van de Unie of van de betreffende lidstaat onverlet.
9.
De lidstaten kunnen de uit hoofde van het nationaal recht voor een tijdelijk bewindvoerder geldende aansprakelijkheid voor handelingen en nalatigheden in het kader van de vervulling van zijn taken als tijdelijk bewindvoerder overeenkomstig lid 3 beperken.
10.
De krachtens dit artikel aangestelde tijdelijk bewindvoerder wordt niet geacht een schaduwdirecteur of een feitelijke directeur op grond van het nationale recht te zijn.