Einde inhoudsopgave
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
Artikel 80
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 260 (uitgifte: 24-08-2018, kamerstukken: 34629)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 111 (uitgifte: 14-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Klacht- en tuchtrecht
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
1.
Een voorziening, bedoeld in artikel 79, eerste lid, kan bestaan in het opleggen van een der volgende maatregelen ten aanzien van de betrokkene:
- a.
binding aan bijzondere voorwaarden om het beroep uit te oefenen waarvoor de beroepsbeoefenaar in het register is ingeschreven;
- b.
gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid in het register ingeschreven staande het betrokken beroep uit te oefenen;
- c.
doorhaling van de inschrijving in het register.
2.
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, kunnen ook gezamenlijk worden opgelegd.
3.
Een maatregel, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, wordt eerst van kracht bij het onherroepelijk worden van de beslissing waarbij hij is opgelegd, tenzij het regionale tuchtcollege, indien het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg zulks vordert, bij zijn beslissing heeft bepaald dat hij onmiddellijk van kracht wordt.
4.
De maatregel van doorhaling van de inschrijving in het register wordt vanwege Onze Minister ten uitvoer gelegd zodra de beslissing waarbij hij is opgelegd, onherroepelijk is geworden.
5.
Bij het opleggen van de maatregel van doorhaling van de inschrijving kan het regionale tuchtcollege tevens, indien het belang van de individuele gezondheidszorg zulks vordert, bij wijze van voorlopige voorziening, een maatregel als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onder d of e, opleggen. Deze voorziening wordt terstond van kracht en wordt vanwege Onze Minister onverwijld ten uitvoer gelegd; de voorlopige voorziening blijft in afwijking van artikel 48, eerste lid, onderdeel d, van kracht totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Artikel 48, tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
6.
Indien toepassing is gegeven aan artikel 79, tweede lid, kan de voorziening worden opgelegd tot ontzegging van het recht op wederinschrijving.