Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG
Artikel 3 quinquies Toewijzingsmethode voor emissierechten voor de luchtvaart middels veiling
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2023
- Bronpublicatie:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/958)
- Inwerkingtreding
05-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/958)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
In de jaren 2024 en 2025 wordt 15 % van de in artikel 3 quater, leden 5 en 7, bedoelde emissierechten, alsook respectievelijk 25 % in 2024 en 50 % in 2025 van de resterende 85 % van die emissierechten, die kosteloos zouden zijn toegewezen, geveild, met uitzondering van de in artikel 3 quater, lid 6, en artikel 10 bis, lid 8, vierde alinea, bedoelde hoeveelheden emissierechten. De rest van de emissierechten voor die jaren wordt kosteloos toegewezen.
Vanaf 1 januari 2026 wordt de volledige hoeveelheid emissierechten die in een bepaald jaar kosteloos zouden zijn toegewezen, geveild, met uitzondering van de in artikel 3 quater, lid 6, en artikel 10 bis, lid 8, vierde alinea, bedoelde hoeveelheid emissierechten.
1 bis.
Emissierechten die kosteloos worden toegewezen, worden aan vliegtuigexploitanten toegewezen in verhouding tot hun aandeel geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten zoals gemeld met betrekking tot 2023. In die berekening wordt ook rekening gehouden met geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten die worden gemeld voor vluchten die pas vanaf 1 januari 2024 onder het EU-ETS vallen. Uiterlijk op 30 juni van het betrokken jaar verlenen de bevoegde autoriteiten de emissierechten die voor dat jaar kosteloos worden toegewezen.
2.
Vervallen.
3.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn wat betreft de gedetailleerde regelingen voor de veiling door de lidstaten van luchtvaartemissierechten in overeenstemming met de leden 1 en 1 bis van dit artikel, met inbegrip van de gedetailleerde regelingen voor de veiling die noodzakelijk zijn om een deel van de opbrengsten van een dergelijke veiling overeenkomstig artikel 311, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) als eigen middelen over te dragen naar de algemene begroting van de Unie. De hoeveelheid door een lidstaat te veilen rechten in elke periode is evenredig met het aandeel van die lidstaat in het totaal van aan de luchtvaart toegewezen emissies voor alle lidstaten, voor het referentiejaar als gerapporteerd op grond van artikel 14, lid 3, en geverifieerd op grond van artikel 15. Voor elke in artikel 13 bedoelde periode is het referentiejaar het kalenderjaar dat 24 maanden voor het begin van de periode waarop de veiling betrekking heeft, afloopt. In de gedelegeerde handelingen wordt de eerbiediging van de in artikel 10, lid 4, eerste alinea, uiteengezette beginselen gewaarborgd.
4.
De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van onder dit hoofdstuk vallende emissierechten worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, derde alinea, VWEU als eigen middelen worden aangemerkt en in de algemene begroting van de Unie worden opgenomen. De lidstaten gebruiken de opbrengsten van de veiling van emissierechten, of het equivalent in financiële waarde van die opbrengsten, overeenkomstig artikel 10, lid 3, van deze richtlijn.
5.
De verstrekking van informatie aan de Commissie op basis van deze richtlijn ontslaat de lidstaten niet van de verplichting tot kennisgeving uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.