Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 8:8 Garantiebedrag in verband met gewijzigde regels inkomensvoorziening en arbeidsongeschiktheidsuitkering
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
25-11-2020, Stb. 2020, 496 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken: 35494)
27-05-2020, Stb. 2020, 173 (uitgifte: 18-06-2020, kamerstukken: 35213)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2020, Stb. 2020, 497 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-06-2020, Stb. 2020, 174 (uitgifte: 18-06-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt een garantiebedrag vast voor de jonggehandicapte die:
- a.
in de maand voor inwerkingtreding van artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB van de wet van 27 mei 2020 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong (Stb. 2020, 173) inkomen geniet en in de daaropvolgende maand nog steeds inkomen geniet; of
- b.
in de maand voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel R, van de Verzamelwet SZW 2021 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, waarbij sprake was van samenloop met een uitkering als bedoeld in de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ja, van de Verzamelwet SZW 2021.
2.
Het garantiebedrag wordt vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze behorende bij de inkomensvoorziening of arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop de jonggehandicapte op grond van de hoofdstukken 2 en 3, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB, van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde wet of artikel XII, onderdeel R, van de Verzamelwet SZW 2021 recht zou hebben gehad in de maand van inwerkingtreding van:
- a.
artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB, van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde wet, waarbij het inkomen in afwijking van de betreffende artikelen staat voor het gemiddelde inkomen per dag over een bij algemene maatregel van bestuur bepaalde periode, die voor verschillende situaties verschillend kan worden vastgesteld;
- b.
artikel XII, onderdeel R, van de Verzamelwet SZW 2021, waarbij voor de toepassing van de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ja, van de Verzamelwet SZW 2021, in afwijking van die artikelen, de uitkering wordt gebruikt waarop de jonggehandicapte op grond van die artikelen in de maand voorafgaand aan die inwerkingtreding recht had.
3.
In afwijking van het tweede lid wordt het garantiebedrag voor de jonggehandicapte die in de maand van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde wet, recht zou hebben gehad op inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 2:39, eerste lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van die wet, vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze behorende bij de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 2:41, zoals dat artikel luidde op de dag voor inwerkingtreding van die wet, indien die jonggehandicapte sinds januari 2015 onafgebroken inkomen heeft genoten.
4.
De jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, heeft recht op een inkomensvoorziening of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ter hoogte van het garantiebedrag wanneer de inkomensvoorziening of de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 2:40, 2:46, 3:8 of 3:8b, het garantiebedrag niet te boven gaat.
5.
Het vierde lid is niet langer van toepassing, indien gedurende een aaneengesloten periode van een jaar:
- a.
de inkomensvoorziening of de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 2:40, 2:46, 3:8 of 3:8b hoger is dan het garantiebedrag; of
- b.
door de jonggehandicapte geen inkomen is genoten of uitkering als bedoeld in de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ja, van de Verzamelwet SZW 2021.
6.
De periode van een jaar, bedoeld in het vijfde lid, kan bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk met ten hoogste een jaar worden verlengd voor zover dat nodig is in verband met de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19.
7.
Met ingang van de dag waarop het minimumloon wijzigt, wordt het op grond van het tweede of derde lid vastgestelde garantiebedrag, gewijzigd met het percentage van deze wijziging.
8.
In dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder inkomen verstaan het inkomen, bedoeld in artikel 2:6 dan wel artikel 3:48, achtste lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde wet.