Einde inhoudsopgave
Visserijwet 1963
Artikel 23
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
17-12-2014, Stb. 2014, 562 (uitgifte: 24-12-2014, kamerstukken: 33947)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2014, Stb. 2014, 563 (uitgifte: 24-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
Voor de geldigheid van een schriftelijke toestemming is vereist:
- a.
dat deze in duidelijk leesbaar en niet uit te wissen schrift ten minste vermeldt: de naam, de voorletters en de woonplaats van de rechthebbende op het visrecht en van de houder, de geboortedatum van de houder, de omschrijving van het water en de visserij waarvoor zij geldt, de dagtekening, de geldigheidsduur en de voor het genot der schriftelijke toestemming berekende vergoeding;
- b.
dat het stuk, waarop de schriftelijke toestemming is gesteld, door of vanwege de Kamer is gewaarmerkt.
2.
Het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b, geldt niet:
- a.
voor schriftelijke toestemmingen, welke ingevolge het bepaalde in artikel 22, zesde lid, zonder goedkeuring van de Kamer mogen worden verleend;
- b.
voor schriftelijke toestemmingen uitgereikt door openbare lichamen.
3.
De waarmerking, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts geweigerd:
- a.
indien geen goedkeuring tot uitreiking der schriftelijke toestemming is verleend dan wel het tijdvak tot hetwelk de geldigheid van de goedkeuring is beperkt, is verstreken;
- b.
indien het verlenen van de schriftelijke toestemming in strijd is met de aan de goedkeuring verbonden voorschriften;
- c.
indien een of meer der in het eerste lid, onder a, bedoelde gegevens, met uitzondering van de gegevens betreffende de houder en de dagtekening der schriftelijke toestemming, ontbreken.
4.
De geldigheidsduur van een schriftelijke toestemming eindigt in ieder geval na verloop van drie jaren na de dagtekening der schriftelijke toestemming.
5.
Het eerste lid, onderdeel a, is op een schriftelijke toestemming voor het vissen met een of meer hengels niet van toepassing voor zover degene die de schriftelijke toestemming heeft verleend de gegevens, bedoeld in dat lid, elektronisch beschikbaar heeft gesteld en de houder deze aldus beschikbaar gestelde gegevens op eerste vordering van een opsporingsambtenaar kan tonen.