Einde inhoudsopgave
Opiumwet 1960 BES
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 06-11-2024
- Bronpublicatie:
02-10-2024, Stb. 2024, 291 (uitgifte: 18-10-2024, kamerstukken: 36357)
- Inwerkingtreding
06-11-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2024, Stb. 2024, 322 (uitgifte: 05-11-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
1.
Degene die handelt in strijd met artikel 2, 3, eerste lid, of 5, voor zover het betreft de in artikel 3, eerste lid, genoemde middelen, dan wel met een krachtens artikel 3, vijfde lid, gestelde regel wordt gestraft:
- a.
indien degene het feit opzettelijk heeft gepleegd:
- 1.
hetzij met levenslange gevangenisstraf;
- 2.
hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren;
- 3.
hetzij met een geldboete van de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste tweeënzeventig maanden;
- 4.
hetzij met beide straffen als bedoeld in de subonderdelen 2 en 3;
- b.
in de overige gevallen:
- 1.
hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
- 2.
hetzij met een geldboete van de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste zesendertig maanden;
- 3.
hetzij met beide straffen als bedoeld in de subonderdelen 1 en 2.
2.
Degene die handelt in strijd met artikel 2a, 3a, eerste lid, 4, eerste lid, of 5, voor zover het betreft de in artikel 3a, eerste lid, genoemde middelen, dan wel met een krachtens artikel 3a, tweede lid, of 4, derde lid gestelde regel, dan wel met een voorwaarde of voorschrift gesteld krachtens artikel 6, 7 of 8, wordt gestraft:
- a.
indien degene het feit opzettelijk heeft gepleegd:
- 1.
hetzij met levenslange gevangenisstraf;
- 2.
hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vierentwintig jaren;
- 3.
hetzij met een geldboete van de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste tweeënzeventig maanden;
- 4.
hetzij met beide straffen als bedoeld in de subonderdelen 2 en 3.
- b.
in de overige gevallen:
- 1.
hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
- 2.
hetzij met een geldboete van de vijfde categorie of vervangende hechtenis van ten hoogste zesendertig maanden;
- 3.
hetzij met beide straffen als bedoeld in de subonderdelen 1 en 2.
3.
Degene die handelt in strijd met artikel 9c, vierde lid, of niet voldoet aan een vordering als bedoeld in artikel 10b, derde lid, of artikel 10c, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie, dan wel met beide straffen.
4.
De gebruiker, huurder of eigenaar van een voertuig, vaartuig of luchtvaartuig, gebouw, erf of besloten terrein, waar een of meer van de in de artikelen 3, 3a en 4, eerste lid, bedoelde middelen aanwezig worden bevonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie, dan wel met beide straffen, indien niet blijkt dat die aanwezigheid aldaar geoorloofd is. Degene is niet strafbaar, indien blijkt dat diegene alle nodige maatregelen heeft genomen om de ongeoorloofde aanwezigheid van de middelen te voorkomen.
5.
Al hetgeen, naar redelijkerwijze vermoed kan worden, gediend heeft of bestemd geweest is tot het plegen van een overtreding van deze wet, alsmede al hetgeen voorwerp van het begane strafbare feit heeft uitgemaakt, kan verbeurd worden verklaard, voor zover het zesde lid niet van toepassing was.
6.
Alle, onverschillig waar, ongeoorloofd aanwezig bevonden middelen als bedoeld in de artikelen 3, 3a en 4, eerste lid, vervallen met de voorwerpen die tot hun verpakking of berging gediend hebben, van rechtswege in eigendom aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, tenzij de eigenaar van de goederen binnen de tijd van drie maanden na de aanhaling bewijst dat deze ten onrechte is geschied of dat hij de goederen heeft, of dat deze aan hem ontvreemd zijn en hij deze op geoorloofde wijze aanwezig heeft gehad, in welke gevallen hem de aangehaalde middelen met de voorwerpen die tot hun verpakking of berging hebben gediend, voor zover deze voorwerpen hem in eigendom toebehoorden, worden teruggegeven.
7.
De verbeurdverklaarde of aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vervallen middelen worden, met inachtneming van de door Onze Minister gegeven voorschriften, slechts verkocht, afgeleverd of verstrekt aan personen die deze in bezit of aanwezig mogen hebben. Zo nodig worden zij op last van Onze Minister onbruikbaar gemaakt of vernietigd.