Einde inhoudsopgave
Opiumwet 1960 BES
Artikel 9c
Geldend
Geldend vanaf 06-11-2024
- Bronpublicatie:
02-10-2024, Stb. 2024, 291 (uitgifte: 18-10-2024, kamerstukken: 36357)
- Inwerkingtreding
06-11-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2024, Stb. 2024, 322 (uitgifte: 05-11-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
1.
De in artikel 9 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd van houders van een verlof als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, en van de personen, bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, alle inlichtingen te verlangen die redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze wet nodig zijn.
2.
Zij zijn bevoegd van de in het eerste lid bedoelde houders en personen inzage te verlangen van boeken en andere zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze wet nodig is.
3.
Zij zijn bevoegd van de boeken en andere zakelijke gegevens en bescheiden kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de boeken en andere zakelijke gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.
4.
De personen van wie inlichtingen of inzage van boeken en andere zakelijke gegevens en bescheiden worden verlangd, zijn verplicht die onverwijld te verstrekken.
5.
Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt.