Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Belastingwet BES
Artikel 6.11
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
21-12-2012, Stcrt. 2012, 26349 (uitgifte: 28-12-2012, regelingnummer: DB2012-475M)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2012, Stcrt. 2012, 26349 (uitgifte: 28-12-2012, regelingnummer: DB2012-475M)
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Het verzoek, bedoeld in artikel 6.20, eerste lid, onderdeel a, van de wet, wordt ingewilligd indien de producent:
- a.
een bewijs van inschrijving heeft overgelegd van de Kamer van Koophandel en Nijverheid;
- b.
een door hem ondertekende verklaring heeft overgelegd waarin hij aangeeft dat de met vrijstelling in te voeren goederen uitsluitend in het kader van zijn onderneming te gebruiken grond- en hulpstoffen en halffabricaten betreffen;
- c.
een bedrijfsadministratie voert waarin de volgens de inspecteur benodigde gegevens overzichtelijk zijn opgenomen; en
- d.
bij de invoer facturen, vracht- en ladingspapieren en dergelijke bescheiden overlegt, waaruit blijkt dat de grond- en hulpstoffen en halffabricaten voor hem zijn bestemd en onder de vrijstellingsregeling vallen.
2.
De producent is verplicht op de bescheiden, bedoeld in onderdeel d van het eerste lid, de datum en het nummer te vermelden van de beschikking van de inspecteur waarbij hij voor de toepassing van de vrijstelling is aangewezen.
3.
Van de met de in artikel 6.20, eerste lid, onderdeel a, van de wet, bedoelde vrijstelling ingevoerde goederen moet de producent:
- a.
apart aantekening houden;
- b.
de invoerbewijzen, waaruit de toepassing van de vrijstelling blijkt op overzichtelijk wijze bij de boekhouding bewaren; en
- c.
op verzoek van de inspecteur de invoerbewijzen ter inzage geven.
4.
Indien bij de invoer van grond- en hulpstoffen en halffabricaten door een voor de toepassing van de in het tweede lid bedoelde vrijstelling aangewezen producent twijfel bestaat over de aanwending van die goederen door de producent in het kader van zijn onderneming, kan de vrijstelling voor de invoer van die goederen worden geweigerd.
5.
De vrijstelling is nog niet definitief verleend zolang en voor zover de goederen nog niet zijn aangewend voor belaste verkopen. De initiële vrijstelling wordt omgezet in verschuldigde belasting ter zake van invoer voor zover de goederen niet binnen vijf jaar na de invoer zijn aangewend voor belaste verkopen. Dit geldt eveneens voor zover de goederen anders worden aangewend dan voor de vrijstelling is vereist. Alsdan is de belasting verschuldigd op het moment van die andere aanwending, of, indien dat moment niet kan worden aangeduid, op het moment waarop de vrijstelling van toepassing werd.
6.
De aanwijzing, bedoeld in artikel 6.20 van de wet, kan door de inspecteur worden ingetrokken indien de producent op grond van artikel 6.22 van de wet wordt ontheven van het voldoen van belasting, de ondernemer ophoudt producent te zijn, niet aan zijn aangifte- en boekhoudverplichtingen voldoet of niet voldoet aan de ingevolge het eerste en tweede lid geldende voorwaarden.
7.
De invoer van eerste levensbehoeften, bedoeld in artikel 6.20, eerste lid, onderdeel c, van de wet, is vrijgesteld van belasting, voor zover deze goederen zijn te rangschikken onder de goederen, bedoeld in artikel 6.7, tweede lid, en indien voor het overige is voldaan aan de daarvoor in de douanewetgeving ter zake van de invoer van goederen, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van die wetgeving, opgenomen bepalingen.
8.
Vrijgesteld van de belasting ter zake van invoer zijn geneesmiddelen en medische kunst- en hulpmiddelen waarvan de levering op grond van artikel 6.11, eerste lid, onderdelen d en e, van de wet, is vrijgesteld van belasting.