Wijzigingswet Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, enz. (verbeteringen in het tuchtrecht alsmede t.a.v. het functioneren van de wet)
Artikel IX
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 260 (uitgifte: 24-08-2018, kamerstukken: 34629)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 111 (uitgifte: 14-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Geneeskundige behandeling
Gezondheidsrecht / Klacht- en tuchtrecht
A.
Artikel 55, derde lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg zoals dat luidde direct voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DD, blijft van toepassing op voorzitters en hun plaatsvervangers van de tuchtcolleges, indien zij voor de inwerkingtreding van dat onderdeel zijn benoemd.
B.
Op zaken die bij een regionaal tuchtcollege of het centraal tuchtcollege aanhangig waren op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y, blijven artikel 48 van de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de daarmee samenhangende bepalingen van toepassing, zoals dat artikel luidde direct voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y,
C.
De behandeling van zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AAA aanhangig zijn bij het College voor Medisch Toezicht, wordt voortgezet door het regionaal tuchtcollege binnen wiens ambtsgebied het College van Medisch Toezicht was gevestigd op het tijdstip dat onderdeel AAA in werking trad.
D.
Indien na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AAA, Onze Minister een voordracht doet tot een besluit als bedoeld in artikel 81, tweede lid, indien de voorziening waar de voordracht betrekking op heeft, is opgelegd voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AAA, wint Onze Minister advies in bij het regionaal tuchtcollege binnen wiens ambtsgebied het College van Medisch Toezicht was gevestigd op het tijdstip dat onderdeel AAA in werking trad.