Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/25/EU plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en intrekking Richtlijn 2004/17/EG
Artikel 86 Betrekkingen met derde landen op het gebied van opdrachten voor werken, leveringen en diensten
Geldend
Geldend vanaf 17-04-2014
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/25/EU)
- Inwerkingtreding
17-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 94 (uitgifte: 28-03-2014, regelingnummer: 2014/25/EU)
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Europees aanbestedingsrecht
Aanbestedingsrecht / Overheidsopdrachten
1.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle algemene moeilijkheden die hun ondernemingen feitelijk of rechtens hebben ondervonden en gerapporteerd bij het verkrijgen van opdrachten voor diensten in derde landen.
2.
De Commissie dient uiterlijk op 18 april 2019 en vervolgens periodiek, bij de Raad een verslag in betreffende de openstelling van opdrachten voor diensten in derde landen, alsook betreffende de stand van de onderhandelingen die daarover, met name in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), met deze landen worden gevoerd.
3.
De Commissie beijvert zich ervoor bij het desbetreffende derde land een situatie te verhelpen ten aanzien waarvan zij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, of op basis van andere informatie, vaststelt dat met betrekking tot het gunnen van opdrachten voor het verrichten van diensten:
- a)
een derde land ondernemingen van de Unie geen toegang verleent die vergelijkbaar is met die welke de Unie toekent aan ondernemingen van dat derde land, of
- b)
ondernemingen van de Unie in een derde land niet dezelfde behandeling of dezelfde concurrentiemogelijkheden krijgen als de binnenlandse ondernemingen, of
- c)
ondernemingen van andere derde landen een gunstiger behandeling krijgen dan ondernemingen van de Unie.
4.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle moeilijkheden die hun ondernemingen feitelijk of rechtens hebben ondervonden en gerapporteerd die te wijten zijn aan het feit dat de in bijlage XIV bedoelde internationale arbeidsnormen niet in acht zijn genomen toen deze ondernemingen trachtten in derde landen opdrachten voor diensten toegewezen te krijgen.
5.
In de in de leden 3 en 4 genoemde gevallen kan de Commissie te allen tijde de Raad voorstellen een uitvoeringshandeling vast te stellen om het gunnen van opdrachten voor diensten gedurende een in die uitvoeringshandeling te bepalen periode te schorsen of te beperken ten aanzien van:
- a)
ondernemingen waarop de wetgeving van het betrokken derde land van toepassing is;
- b)
ondernemingen die met de onder a) bedoelde ondernemingen zijn verbonden en die hun statutaire zetel in de Unie hebben, maar die geen daadwerkelijke en directe band met de economie van een lidstaat hebben;
- c)
ondernemingen die inschrijvingen indienen welke betrekking hebben op diensten die hun oorsprong hebben in het desbetreffende derde land.
De Raad neemt zijn besluit zo spoedig mogelijk en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
De Commissie kan deze maatregelen uit eigen beweging of op verzoek van een lidstaat voorstellen.
6.
Dit artikel laat de verplichtingen van de Unie ten aanzien van derde landen uit hoofde van internationale overeenkomsten inzake overheidsopdrachten, met name in WTO-verband, onverlet.