Einde inhoudsopgave
Mededeling 2012/C 8/02 betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie
2.1.5 Onderwijs
Geldend
Geldend vanaf 11-01-2012
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging en de datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
11-01-2012, PbEU 2012, C 8 (uitgifte: 11-01-2012, regelingnummer: 2012/C 8/02)
- Inwerkingtreding
11-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2012, PbEU 2012, C 8 (uitgifte: 11-01-2012, regelingnummer: 2012/C 8/02)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
26
De Unierechtspraak heeft duidelijk gemaakt dat openbaar onderwijs dat binnen het nationale onderwijsstelsel wordt gefinancierd door de staat en onder staatstoezicht staat, als een niet-economische activiteit kan worden beschouwd. In dat verband heeft het Hof van Justitie gepreciseerd dat de staat
‘bij de organisatie en de handhaving van een dergelijk openbaar onderwijsstelsel, dat in de regel wordt gefinancierd uit de staatskas en niet door de leerlingen of hun ouders, niet de bedoeling heeft werkzaamheden tegen vergoeding te verrichten, maar zijn sociale, culturele en opvoedkundige taak jegens zijn bevolking vervult’ (1).
27
Volgens diezelfde rechtspraak wordt aan het niet-economische karakter van openbaar onderwijs in beginsel niet afgedaan door het feit dat leerlingen of hun ouders soms onderwijs- of inschrijvingsgelden moeten betalen als bijdrage in de werkingskosten van het stelsel. Dit soort financiële bijdragen dekt vaak slechts een fractie van de reële kosten van de dienst en kan dus niet worden beschouwd als een vergoeding voor de verrichte dienst. Daarom doen deze bijdragen niet af aan het niet-economische karakter van een algemene onderwijsdienst die in hoofdzaak uit overheidsmiddelen wordt bekostigd (2). Deze beginselen kunnen gelden voor diensten in het openbaar onderwijs zoals beroepsopleiding (3), particuliere en openbare basisscholen (4) en peuterspeelzalen/kleuterscholen (5), nevenactiviteiten als docent aan een universiteit (6), en hoger onderwijs (7).
28
Deze door de overheid verrichte onderwijsdiensten dienen te worden onderscheiden van diensten die in hoofdzaak door ouders of leerlingen of uit commerciële inkomsten worden bekostigd. Zo vallen bijvoorbeeld commerciële ondernemingen die hoger onderwijs aanbieden dat volledig door studenten wordt bekostigd, duidelijk in deze laatste categorie. In bepaalde lidstaten kunnen ook publieke instellingen onderwijsdiensten aanbieden die, als gevolg van hun aard, hun financieringsstructuur en het feit dat er concurrerende particuliere organisaties bestaan, als economische activiteit moeten worden aangemerkt.
29
In de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie(8) heeft de Commissie duidelijk gemaakt dat bepaalde activiteiten van universiteiten en onderzoeksorganisaties buiten het toepassingsbereik van de staatssteunregels vallen. Daarbij gaat het om de kerntaken van onderzoeksorganisaties, namelijk:
- a)
opleiding met het oog op meer en beter gekwalificeerd personeel;
- b)
het verrichten van onafhankelijk onderzoek en ontwikkeling met het oog op meer kennis en een beter inzicht, daaronder begrepen samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling, en
- c)
de verspreiding van onderzoeksresultaten.
30
Voorts heeft de Commissie duidelijk gemaakt dat activiteiten inzake technologieoverdracht (licentiëring, creatie van spin-offs of andere vormen van door de onderzoeksorganisatie gecreëerde vormen van kennisbeheer) geen economisch karakter hebben indien het daarbij om interne activiteiten gaat (9) en alle inkomsten opnieuw in de primaire activiteiten van de onderzoeksorganisaties worden geïnvesteerd (10).
Voetnoten
Zie o.a. arrest van 11 september 2007, zaak C-318/05, Commissie/Duitsland, Jurispr. 2007, blz. I-6957, punt 68. Zie ook besluit van de Commissie van 25 april 2001 betreffende steunmaatregel N 118/00 — Frankrijk — Subsidies van de overheid voor professionele sportclubs (PB C 333 van 28.11.2001, blz. 6) en besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van 12 oktober 2011 in zaak 68123 — Noorwegen — Nasjonal digital laeringsarena, blz. 9.
Arrest van 21 februari 2008, zaak E-5/07, Private Barnehagers Landsforbund/Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Jurispr. EVA-Hof 2008, blz. 62.
Arrest van 27 september 1988, zaak 263/86, Belgische staat/René Humbel en Marie-Thérèse Edel, Jurispr. 1988, blz. 5365.
Zaak C-318/05, Commissie/Duitsland, reeds aangehaald; arrest van 11 september 2007, zaak C-76/05, Herbert Schwarz en Marga Gootjes-Schwarz/Finanzamt Bergisch Gladbach, Jurispr. 2007, blz. I-6849.
Zaak E-5/07, Private Barnehagers Landsforbund, reeds aangehaald.
Arrest van 18 december 2007, zaak C-281/06, Hans-Dieter Jundt en Hedwig Jundt/Finanzamt Offenburg, Jurispr. 2007, blz. I-12231.
Arrest van 7 december 1993, zaak C-109/92, Stephan Max Wirth/Landeshauptstadt Hannover, Jurispr. 1993, blz. I-6447.
Zie communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1 (hierna ‘O&O&I-steunkader’ genoemd).
Volgens punt 25 van het O&O&I-steunkader wordt onder ‘interne activiteiten’ verstaan een situatie waarbij het kennisbeheer van de onderzoeksorganisatie wordt uitgevoerd door een afdeling of een dochteronderneming van de onderzoeksorganisatie of gezamenlijk met andere onderzoeksorganisaties. Dat de levering van specifieke diensten via een open aanbesteding aan derden wordt uitbesteed, doet geen afbreuk aan het interne karakter van dergelijke activiteiten.
Zie de punten 3.1.1 en 3.1.2 van het O&O&I-steunkader.